teriee), bestemd voor den veldoorlog en dat voor den vestingoorlog en op de zeer verschillende wijze, waarop dat materieel wordt ge bruikt. De eischen nu, welke de tactiek van den veldoorlog aan het materiëel stelt, zjjn zoo hemelsbreed verschillend van die van de tactiek van den vestingoorlog, dat men betrekkelijk spoedig na de invoering van het geschut tot bovengenoemde onderscheiding moest overgaan. De invoering van het getrokken achterlaadgeweer, het repeteergeweer van minimaal kaliber met rookzwak buskruit, enz. brachten een geheele omwenteling in de tactiek van de veldtroepen teweeg, evenals de toepassing van het verbeterde granaatkartetsworp- vuur, de brisante granaten en de kolossale beton- en ijzerconstructies zulks in de vestingtactiek veroorzaakten. De hoog opgevoerde eischen, weike tengevolge van dit alles, niet alleen aan het materieel, doch ook aan het personeel van beide artillerie-soorten gesteld werden, liepen zoo uiteen, dat geheele of gedeeltelijke scheiding noodzakeljjk werd. Langzamerhand werd dus de artillerie, oorspronkelijk ééne wapensoort vormende, gesplitst in twee wapens, welke alleen dit met elkander gemeen hebben, dat zij zich beide van het kanon doch onder zeer verschillende vormen en op zeer verschillende wijze als eenig strijdmiddel bedienen. Moet de vestingartillerist ter volvoering zijner opdrachten zware vuurmonden over Decauville-spoor, langs wa terwegen of anderszins voortsleepen, daarna zware batterijen met al den aankleve van dien opwerpen op een meestal van te voren zorgvuldig verkende plaats, zijn doel langs zuiver wiskundigen weg, bijgestaan door alleriei hulpmiddelen (telegraaf, telefoon, afstandsmeting, vaste waarnemingsposten, electrische verlichting, enz.) onder vuur nemen, dikwijls plaatsnemen in pantserkoepels met een vrij ingewikkelde mechaniek, de veldartillerist daarentegen moet, zonder zich om het terrein te bekommeren, vlot en vaardig, zonder moeite gevolgd door zijn materieel, vijn stelling als 'c ware met één oogopslag kuunen verkennen, beoordeelen en innemen en daaruit, zonder te veel aan de nauwkeurigheid op te offeren, een vuur openen, dat op den vijand werkt als een charge van cavalerie, daarbij steeds in verband han delende met de eigen infanterie, c.q. cavalerie, waarvan hij alle bewegingen moet kennen. Kan men zich een grooter tegenstelling denken? Is het niet duidelijk, dat een algeheele scheiding van ar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 14