140 Moekims Gloempang Pajong heet te bestaan, zal zijn gebroken, waartoe in het begin van de maand September een colonne derwaarts zal worden gedirigeerd met het voornemen die daar te laten blijven totdat aan alle mogelijk verzet in dat gebied een eind zal zijn gemaakt. Gesteldheid van het terrein; gampongs en voetpadenmiddelen van bestaan. De sawah-vlakten waren over het algemeen droog en moeilijk begaanbaar voor voetgangers en paarden, doordat in dezen tijd van het jaar door droogte in den harden bodem, kleine kuilen en scheuren voorkomen, die dan dikwerf nog door gras of biesgewas aan het oog zijn onttrokken. De rivieren voerden slechts weinig water af; de waterleidingen waren alle nagenoeg droog. In het ten Zuidwesten van deu Glé Siblah gelegen heuvelterrein werden geen gampongs aangetroffen; wel tijdelijke nederzettingen van vluchtelingen, djamboers genaamd. Het gebied van Troeeéb onderscheidde zich niet van andere gedeelten der Pedir-streekMeumprèë bestaat uit een paar ver vallen woningen. De vallei van Tameé is langgestrekt en de grootste breedte zal ongeveer 1 K.M. zijn. Zij wordt geheel door sawahs ingenomen, aan den rand waarvan de gampongs liggen, met uitzondering van enkelen in de vlakte o.a. Oedjong Kama en Poelo Meuseudji, die er zeer welvarend uitzien en waarin de woningen van T. Lampoïh Oe, T. Keudjroeën Oebet en T. Keudjioeën Moegéh gelegen zijn. De weg naar Meumprèë bestaat uit een voetpad, dat deels over de sawahs, deels over veelal steile heuvels loopt. Van Tiro de bedding van de Kroeëng Tiro volgende, bereikt men door een kloof, Peüneügie genoemd, de Blang Keudab, van waar langs de Kroeëng-Kroeëng Geukoeëh, een zij-rivier van de Kroeëng Tiro, in "Westelijke richting een voetpad leidt naar Beungga, dat uitkomt op den weg, die van Keumala Dalam, een kleine, geheel door sawahs ingenomen vallei, waarin een twintigtal woningen naar Tameé voert. Deze weg loopt nu eens langs den linkeroever, dan weder aan de overzijde van de Kroeëng Baro, waarvan het dal zich even voorbij Keumala Dalam vernauwt tot een kloof, doch weldra zich weder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 152