143 neur had aangemeld. Genoemde boofdeD werden aansprakelijk gesteld voor de handhaving van orde en veiligheid in hun gebied en bekend gemaakt met de regelingen, die ter zake van het dragen van wape nen, door het Bestuur zijn getroffen. Voorts werd hun opgedragen, om de bevolking, voor zoover die hun gebied had verlaten, naar de gampongs terug te brengen en de gampongsbewoners aan te spo ren bij verdere bezoeken van onze troepen rustig in hun woningen te blijven en hun geregelden dagelijkschen arbeid weder te hervat ten. Bij verschillende excursies bleek uit de aanwezigheid in de bezochte gampongs van de bewoners, dat de hoofden aan de hun verstrekte opdracht hadden voldaan. Op den 3den September werd ingevolge het met T. Sama Indra overeengekomene, de Koeta Meun- tiöë Garot door onze troepen ontruimd en door diens volk bezet. T. Paloh Abas, Nja Imeum Loh, Keutjik Him en ïlja Baiè, petoewa's en aanzienlijke ingezetenen van Garot, beloofden daarop aan T. Sama Indra, om met hun gezinnen naar Garot te zullen terugkeeren, terwijl deze, om pressie uit te oefenen op de overige gampongbewoners en hen tot spoedigen terugkeer te nopen, verbood om de op de velden nog opgestapelde padi weg te halen, zoolang zij zich niet weder met hun gezinnen te Garot hadden gevestigd. De bevolking van deze moekim bleef echter huiverig om terug te keeren uit vrees voor represailles van den kant van T. Meun- troë, hetgeen o. a. duikelijk bleek, toen een aantal personen, die in het begin van September zich weder in Garot hadden nedergezet, op last van zekeren Si Pakeh, een zendeling van T. Meuntroë, op braken om tijdelijk in Klibeuët en Daling verblijf te houden. Zooals reeds in dezerzijdsche nota van 2 Augustus jl. werd vermeld, deed T. Meuntroë na de gevangenneming van zijn vrouw en kinderen, stappen tot onderwerping. Aangezien hij op den 18den September, na het verstrijken van den gestelden termijn,, niet had voldaan aan de voorwaarde tot storting van een bedrag van 10.000 (tien duizend dollars) als waarborgsom voor zijn verdere goede gezindheid, werd hem medegedeeld, dat hij zich thans op genade of ongenade had over te geven, waarbij hem alleen lijfsbehoud werd toegezegd. Hij meldde zich daarop nog dienzelfden dag te Segli aan, waar hij in verzekerde bewaring werd gesteld. Dienaangaande geraadpleegd,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 155