144 verklaarde T. Béntara Sama Indra voor het gedrag en de goede gezindheid van T. Meutroë jegens het Gouvernement niet te durven instaan en diens aanwezigheid in Garot te beschouwen als een bron van ongeregeldheden en voortdurende twisten. Hij achtte diens tijdelijke verwijdering uit Garot uoodzakelijk, ten einde zelf zij n tot nul geredu- ceerden invloed in een der meest belangrijke gedeelten van zijn Oelèëba- langscbap te herwinnen en de mindere hoofden dier moekim te brengen tot de erkenning van zijn gezag, waarna dan waarschijnlij k tegen een terugkeer van T. Meuntroë geen overwegende bezwaren meer zouden bestaan. In afwachting vaneen definitieve beslissing omtrent zijn lot, werd T. Heuutroë naar Koeta Radja overgebracht. Zijn vrouw en kinderen vertrokken, op zijn verzoek, onder de hoede van T. Sama Indra, naar Garot, om zich daar weder metterwoon te vestigen. Sedert hebben zich de hoofden der gampongs Keumbang Toempo, Keudè Garot Tjoet en Panté, uitmakende het gebied van T. Meun troë, bij het Bestuur te Segli gemeld, verklarende in den vervolge de bevelen van T. Sama Indra te zullen opvolgen. De bevolking keerde voorts in Garot terug en met goedvinden van bovengenoemde hoofden is Hadji Amin, een aangehuwde oom van T. Sama Indra, voorloopig met het bestuur over de moekim belast. Bij de hiervoren bedoelde nachtelijke verrassing van de Koeta van T. Béotara Keumaugan te Beureunoen vielen ons, behalve T. Béntara Gloempang Pajong, de ons gezag zoozeer vijandig gezinde Pótjoet di Rambong, de weduwe van den vorigen T. Béntara Keumangan Pörjoet Oesman, en Tjoet Manja, de dochter van den tegenwoordigen en echtgenoote van T. Béntara Peukan, zoomede een zekere Tjoet Nja, tante van Pótjoet di Rambong in handen. Het groote gewicht der persoonlijkheid van Pótjoet di Rambong bleek al spoedig uit de hulde, die de aauzienlijksten uit de inland- sche maatschappij haar te Segli kwamen bewijzen en uit hun pogingen, om haar invrijheidstelling te verkrijgen; T. Béntara Keumangan spoedde zich in de eerste plaats naar Segli en stelde zich geheel voor haar verder gedrag aansprakelijk. In een op 9 September belegde vergadering, welke behalve door Pótjoet di Rambong, door T. Béntara Keumangan, diens zoon T. Hoesin di Rambong, T. di Rabo (zoon van wijlen T. di Didoh)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 156