151 plaats vinden, hetgeen, naar het zich laat aanzien, in een niet al te ver verwijderd verschiet reeds het geval zal kunnen zijn. Gesteldheid van het terrein j gampongs en voetpadeng middelen van bestaan. Yoor zoover gedurende de excursie van 26 tot en met 29 September naar Pante Radja, Triëug Gadéng en Peudoeë over sawah's werd gemarcheerd, bleken deze, wegens den regen, die in den namiddag overvloedig viel, eenigszins drassig. Ten Oosten van Paradeu en ten Westen van Panté Radja strekken zich heuvelruggen tot nabij het zeestrand uit, die zich komvormig landwaarts inbuigen. De Moekims Triëng Gadéng en Peudoeë liggen evenals Panté Radja in een kom, gevormd door het landwaarts ingebogen gebergte. De hierbedoelde streek wordt doorstroomd door de kroeng Panté Radja, de kroeng Peudoeë bij hare monding kroeng Triëng Gadéng geheeten en de kroeng Pangwa, die eigenlijk niet anders is dan eene zich landwaarts uitstrekkende lagune-arm, die tevens dient tot afwatering van het overtollige regenwater. De gampongs onderscheidden zich niet van die in het overig gedeelte van de Pedir-streek. De keudèi's te Paroh en te Panté Radja vor men de centra van een levendigen handel. V^an Teupin Raja loopt over Peukan Tjoet Oe, langs Paroh naar Panté Radja een voetpad, dat de sporen draagt van vroeger kunst matig te zijn aangelegd en dat zonder bezwaar en groote onkosten verbeterd en verbreed kan worden. In Loeëng Poetoe kon de rivier overgetrokken worden over een groote plm. 2 Meter breede ijzer houten brug, die eenige jaren geleden door Chineezen werd gebouwd en met gegalvaniseerd plaatijzer is gedekt. De geheele streek kenmerkt zich door een uitgebreide pepercultuur. Allerwege worden uitgestrekte, goed onderhouden pepertuinen aan getroffen, waaronder in Triëng Gadéng veel nieuwe aanleg, en vindt de bevolking daarin voor het grootste deel haar bestaan. Als een gevolg hiervan is de rijstoogst onvoldoende om in de consumptie te voorzien, zoodat dit voedingsmiddel hier van elders wordt ingevoerd. In het gebergte ten Zuiden van Moesa is een aanplant van djati- boomen, die van ongeveer 80 jaren her dateert en het eigendom is der Laksamana's van Ndjong.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 163