155
zijn, gedetacheerd kunnen worden en daarbij goede diensten bewijzen,
doch men deed dit alleen en terecht als de nood daartoe dwong.
IN u de Pedir-expeditie achter den rug is, hoort men weer vaak de
leelijke bewering, dat die of die er wel wat uitgeklopt zal hebben.
Ik noem dit niet alleen een leelijk gezegde, maar zelfs verlagend
voor de getrouwe plichtsbetrachting van den officier. Wie toch alleen
zijn plicht doei met hoop op eene uiterlijke erkenning, stelt zich moraliter
erg laag. Niemand heeft het recht iemand, die zich onderscheidde
en daarvoor de wettelijke belooning ontvangt, zoo laag te stellen.
Als ik zóó hoor spreken ben ik geneigd te denken dat 'i maar
beter zou zijn de militaire belooningen voor officieren af te schaffen.
Want wie werkelijk zich te velde moedig gedraagt, omdat bij dan
het ridderkruis zal krijgen, die dus alleen uit ijdelheid zijn plicht
vervult, die waagt te veel voor eigen heil; die geeft aanleiding tot
de meermalen geuite bewering dat het ridderkruis der Militaire
Willemsorde vaak wordt verleend voor daden, die wel den uitvoerder
deden kennen als een mensch met groote doodsverachting, doch
waaraan het beleid dikwijls vreemd was.
Juist het schoone devies „Voor moed, beleid, en trouw", geeft
m. i. zoo duidelijk aan welke daden de Regeering beloond wil zien.
Het beleid toch eischt, dat men geen handelingen verricht, die niet
door de omstandigheden zijn geboden, dus niets tracht uit te kloppen.
Schafte men de militaire belooningen voor officieren af, dan zou
met een de kop ingedrukt zijn aan den argwaan, die op dit gebied
zoo vaak aan het woord is. En 't wil er bij mij niet in dat er onder
mijne collega's ook maar één gevonden zou worden, die met minder
opgewektheid zijn plicht zou doen, als hij wist, dat hij daarvoor niet
kenbaar en zichtbaar beloond zou worden.
Er komt nog iets bij. Na elk Koninklijk Besluit, waarbij de voor een
zeker tijdvak verleende onderscheidingen bekend worden, zijn er altijd
een aantal, die zich gepasseerd achten, en dit dikwijls niet geheel ten
onrechte. Mij zjn wel gevallen bekend dat een officier door deceptie
op dit gebied van een ambitieus officier een ontevreden dienaar werd.
Nog beter is het wellicht de militaire belooningen ook voor officieren
te behouden, maar men spreke dan niet meer van „uitkloppen",