157 of stoot van Sumatra, Borneo, Selebes en de Molukken kan meester maken er niet aao denken zal op Java te gaan krijg voeren, tenzij hij weet ook daar op niet veel tegenstand te zullen stuiten Ergo, lijkt 't mij, dat een buitenlandsche vijand dankbaar het grootste gedeelte van onze koloniën in ontvangst zal nemen, onze zwakke vloot buiten gevecht zal stellen, en Java van de buitenwereld isolee- rende, tevens met zijne sterkere vloot zal zorgen, dat zijne communi catielijnen, die natuurlijk ook over zee voeren, veilig zijn. Lang zullen we dat niet kunnen volhouden, en zonder veel bloedvergieten zou de buitenlandsche aanrander zich ook Java zien toevallen, 't Is treurig, maar waar, dat een klein land als Nederland onmogelijk in staat kan zijn zulke uitgestrekte koloniën te verdedigen. Daarom vind ik 't nog zoo dwaas niet, dat men in Holland allerminst genegen wordt bevonden veel geld toe te staan voor ver dedigingswerken, die op zich zelf heel nuttig zouden zijn, als men wist, dat Java werkelijk het object van den vijand zou vormen, maar die, zooals nu de zaken staaD, geheel nutteloos kunnen worden geacht. Hoe sterker men Java maakt, hoe meer kans men loopt zonder een schot te lossen tot capituleeren gedwongen te worden. De minister van koloniën heeft aangaande deze quaestie een prach tig aphorisme ten beste gegeven. Z. E. zeide meer te hechten aan een goed uitgerust leger dan aan al die werken. Mooi! maar, daartoe moet dan ook iets gedaan worden, en op het oogenblik is ons leger door zijne gebrekkige organisatie haast zoo immobiel als een hunnebed, terwijl elk voorstel, dat gedaan wordt om dien treurigea staat van zaken te ver beteren, wordt beantwoord met het stereotijpe. „Er is geen geld voor." Nog een ander aphorisme moet de treurige waarheid bedekken, en dat luidt: „We moeten den vijand ophouden, dan lijden zijn strijdkrachten, die niet geacclimateerd zijn, ontzettend van het klimaat!". In de eerste plaats bezitten tegenwoordig verschillende mogendheden troepen, die wel degelijk aau het tropisch klimaat gewend zijn, maar in de tweede plaats is het toch al te gek, met het groot evacuatiecijfer van Atjeh, Lombok en Flores voor oogen, te denken, dat wij niet even hard aan ziekten zullen lij der)daar komt dan nog voor ons de nadeelige factor bij, dat de vijand steeds aanvulling kan krijgen en wij geheel aangewezen zijn op hetgeen we hebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 169