HET SCHIETEN VAN ARTILLERIE OVER EIGEN TROEPEN. Algemeen wordt aangenomen, dat het schieten van Artillerie over eigen troepen, ook al tracht men zulks te vermijden, niet altijd is te ontgaan. De verdedigende Artillerie, die zich zoo mogelijk eenige honderden meters achter hare Infanterie opstelt, zal meermalen ge dwongen zijn over de eigen troepen heen te vurenvooral waar uitgebreide artiilerieliniën in het gevecht worden gebracht die trouwens alleen reeds voor eigen veiligheid door vooruitgeschoven tirailleurliniën moeten worden gedekt zal de Infanterie zich al zeer spoedig tusschen de eigen batterijen en de vijandelijke stelling bevinden. Yoor onze Indische Artillerie kan het, behalve in soortgelijke gevallen als hier aangehaald, ook zeker bij optreden tegen een inland- schen vijand noodig, of althans zeer gewenscht, zijn het vuur niet te staken op het oogenblik, dat de Infanterie zich nog op vrij aan- merkelijken afstand van de vijandelijke versterking bevindt. Nemen we alzoo aan, dat ook voor onze Artillerie (en vooral voor de bereden Artillerie) het schieten over de Infanterie noodig zal kunnen zijn, dan is het zeker niet ongewenscht zich vooraf rekenschap te geven in welke gevallen het al dan niet zonder gevaar voor eigen troepen kan geschieden. Geheel zonder gevaar is het vuren over troepen nooit, omdat ontij dige springers niet zijn uitgesloten. Het gevaar voor die troepen, om door de achter haar opgestelde Artillerie getroffen te wordeD, kan echter zooveel mogelijk beperkt worden door alleen te vuren, wanneer zij minstens op een zekeren afstand van de batterij zoowel als van het doel verwijderd zijn en die afstanden uit de batterij met zeker heid kunnen worden gecontroleerd. Overigens bepalen de vorm der baan, de hoogtespreiding der projectielen en de toestand van het terrein hoe ver men in deze gaan kan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 189