187
het terrein te worden uitgevoerd, dan kan gebruik gemaakt worden
van een andere formule, die voor de vluchthoogten beneden 20 M.
nagenoeg even nauwkeurige waarden geeft en voor grootere vlucht
hoogten eveneens te kleine waarden, terwijl de berekeningen, die ze
noodig maakt, nog gemakkelijker zijn uit te voeren.
De formule luidt: y 2
Hieruit volgt: y 2
en voor a o of b - o wordt y 2,
zoodat verg. (6) blijkt vtor te stellen een parabool, niet gaande door
de monding en door het eindpunt der baan, maar door punten, die
2 Meter daar beneden liggen. Door in de boven afgeleide vergelij
king (2) y y j 2 en p 2 te stelleD, vinden we voor den
afstand in meters van den top van de parabool tot de richtlijn:
OC c 2, (de dracht w uitgedrukt zjjnde in honderdtallen
8
(van meters,)
De uitgevoerde berekeningen van de vluchthoogten in verschillende
punten van de baan doen ons zien, dat het bij de gekromde banen
niet mogelijk is een dergelijke foimule voor de verheffing in eenig
punt te vinden, die zoowel voer den klimmenden als voor den dalenden
tak van de baan een eenigszins betrouwbare waarde geeft. Hoe
grooter de dracht, hoe minder nauwkeurig de uitkomsten worden van
de boven aangegeven formule (5). Bij vluchthoogten van 100 M.
krijgen we reeds fouten in mindere van 30 M., en de grootste
hoogte, die de tabel aangeeft, zou volgens de formule 170 M. in plaats
van 310 M. bedragen. Uit de tabel blijkt verder, dat voor een dracht
van 3200 M. de vluchthcogte op 600 M. van het eindpunt der baan
24 M. grooter is dan die op 600 M. van de mending, terwijl do
formule voor die beide hetzelfde bedrag aangeeft.
Hoewel we dus als vuurleider niet in staat zijn om op het terrein
zelve bij sterk gekiemde banen gemakkelijk de vluchthoogte opeen
willekeurigen afstand vóór de monding te berekenen, zoo kunnen
we ons toch een voldoende voorstelling van de baan vormen, wanneer
we slechts de culminatiehoogte kennen en deze kan zeer nauwkeurig
ft V)
Deel I, 1899. I3