213 bestuur mede zijne versterkingen niet te willen ontruimen, en daad werkelijk toonde hij door herhaalde en krachtige invallen in de naburige staatjes, dat hij het er op gemunt had, die landstreken met geweld aan zich te onderwerpen. Bevreesd voor eenen algeheelen val van de hoofdversterkingen te Lapang en Manei der verbonden oelèëbalangs, bij wie een bijna volslagen gebrek aan munitie bestond, besloot de Controleur te Telok Semawé den 7en Aug. hen eenige afleiding te verschaffen door Djangka en de omliggende kustkampongs in Pasangan te doen beschieten. H. M. Bali tuchtigde daarop de keudé Djangka, en de kampong Lampoeh Rajoet. Begrijpende dat deze toestand niet kon voortduren, besloot de Gouverneur nu machtiging te vragen om zoonoodig met een deel der expeditionnaire troepen uit Pedir naar Pasangan op te rukken, en zond intusschen den 3en Augustus zijnen adjudant, den l6n Luit. P. J. Spruijt, naar Telok Semawé, ten einde na te gaan welke maat regelen getroffen zouden moeten worden voor de legering en verple ging eener troepenmacht ter sterkte van 2 Bat088. Infie2 pelotons Cav10., 1 sectie art10., 1 divisie Marechaussees, en verder alle gegevens te verzamelen, die bij eene eventueele expeditie naar de Pasangan- streek van nut geacht konden worden. Den 1 6en Aug. keerde deze officier naar Pedir terug, en toen kort daarop de m achtiging van de Regeering kwam, besloot de Gouverneur tegen het laatst van September tegen Pasangan op te treden, en zoo noodig de staatjes der verbonden Oelèë balangs met geweld te ontruimen. Daar de Gouv. van Atjeh tevens het plan koesterde om, na beëindiging der excursie tegen Pasangan, van Telok Semawé met een deel der troepen over land naar Segli terug te keereD, droeg hij bovengenoemden adjudant op om met den Controleur der 20 klasse W. Frijling een tocht door Samalangan te maken en daarbij zooveel mogelijk gegevens omtrent het terrein en de te volgen wegen te verzamelen. 1 7 September vertrokken beiden naar Samalangan per Gouv. S. S. Flamiogo en landden den 18<® aan de Koewala Samalanga. Vergezeld van T. Tjihik Samalangan en een 50-tal gewapende volgelingen werd daarop den len dag gemar cheerd naar de grens van Merdoe, en den 2en dag van Kota Samalanga over Temoelit, Pengilit, en het Oostelijk daarvan gelegen heuvelland

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 227