219
algemeene trein in een bivak ten Noorden van de benting, waartoe
eenvoudige barakken werden opgericht, voorzien van balé-balé's.
Daar in de nabijheid van T. Semawé geen zoetwater-rivieren ge
vonden wordeD, was men voor de watervoorziening grootendeels
afhankelijk van de twee bestaande artesische putten. De eerste put
werd in den loop van 1893 geboord nabij de benting; bij hoogen
vloed gaf zij 40 L., bij lage eb niet meer dan 4 L. per minuut.
De gemiddelde opbrengst, bij 48 opnamen gedurende 12 uren ver
kregen, was ruim 14 L. per minuut of 20160 L. per etmaal.
De tweede put, in begin 1894 geboord op de Poesoeng (het
vroegere terrein van het haven-établissement) is 140 M. diep en
niet afhankelijk van den waterstand.
De gemiddelde opbrengst bedraagt tegenwoordig hoogstens 40 L.
per minuut. Van deze put voert eene buisleiding naar 2 reservoirs
aan de Poesoeng, van daar door het Chineesche kamp en het
haven-etablissement naar de keukens en badkamers der benting.
Aftapkranen bevinden zsch in het Chin, kamp en het haven-établis
sement, terwijl op de andere plaatsen de leiding slechts met een
stop kan worden gesloten. Als alles openstond leverde deze leiding:
aan de Poesoeng 10 L. p. minuut of 14000 L. p. etmaal;
Chin, kamp
v. A, J 11 L- 16000
en haven-établ. j
bij keukens en bad- 1
'+8L 11000
kamers. j
Bij de boven aangegeven regeling der troepenlegering, verkreeg
men alzoo:
Aan de Poesoeng 23 L. per hoofd en per dag;
in het Chin, kamp 50
in het bivak 13
terwijl dan nog voldoende water beschikbaar bleef voor de bad
kamers en keukens der benting.
Bovendien waren bijna overal putten in de woningen, en konden
ook in het bivak aan het strand putten gegraven worden, die goed
en voldoende water opleverden voor wasschen en baden.
Met het oog op de betrekkelijk geringe beschikbare hoeveelheid
Deel I, 1899. 15
r v 77 v n T)