223
AchterhoedeTwee compien. 14 Baton.
De cavalerie zelfstandig vooruit.
De compien. ook de marinelandingsdivisie rukken uit op eene
sterkte van 100 geweren; de resteerenden w. o. ook die der
landingsdivisie bewaken de bivaks.
Trein en verpleging: De algemeene trein voert voor 3 dagen
vivres rundvee voor 6 dagen voor de colonne mede. Een prauw
geladen met vivres voor minstens 4 dagen, zal den 30en September
de Koewala Manei binnenvaren tot aan de Geudé en daarbij geëscor
teerd worden door gewapende sloepen der marine.
Elk man draagt bij zich eene verschooning aan ondergoed, sprei en een
paar reserveschoenen. Voor den afmarsch wordt een warm maal
genuttigd, het ontbijt medegenomen. Yeldflesschen gevuld met thee.
Bijzondere bepalingen: De commandant der exp. scheepsmacht wordt
verzocht zijne schepen te verdeelen over de koewala's Koekoes, Boeng-
kas en Manei, teneinde zoo mogelijk vóór de oprukkende colonne uit,
deze met vuur te steunen.
Plaats bevelhebber: Aanvankelijk tusschen voorhoede en hoofd
colonne.
Dekking artillerie-. Het peloton infanterie, dat in de marschcolonne
op haar volgt.
De chef v/d. staf.
wg.) Koster.
Om 8 uur V.M. werd de marsch aangevangen langs den bestaanden
weg naar de Koewala Mamplam. Een even te voren ontvangen
bericht dat Badja Loek, een halfbroeder van den Maharadja, met
100 man nabij de Koewala Hamplam zou hebben post gevat,
bleek onwaar te zijn, en waarschijnlijk een gevolg van den haat, die
deze broeders van elkander scheidde.
Om uur Y.M. bij de Koewala Mamplam aangekomen, bleek
deze nog te diep te zijn voor den overtocht. Terwijl de cavalerie
onmiddellijk overzwom, en aan de overzijde stelling nam, werden
de stat, de marechaussées en 2 compagnieën van het 14de Baton. met
behulp van daar, door den Maharadja, gestationneerde prauwen
overgezet. De overige troepen doorwaadden te 101/4 uur de lagune,
waarin het water den menschen nog tot aan de borst reikte en formeerden