11 rende jaren bij een bergbatterij gediend en in dien tijd dus niet gere den hadden. Wat te doen? Terugsturen ging niet; men moest van den nood een deugd maken door ze, zoo goed en kwaad als dat ging, bij de batterij een herhalingscursus te doen doorloopen om ze weer geschikt te maken voor den dienst bij de veldartillerie. Gelukkig is aan dezen vicieusen toestand een einde gemaakt door te "bepalen, dat er voortaan stukrijders voor de veld- en stukrijders voor de bergartillerie zullen zijn en dat dergelijke overplaatsingen dus niet meer zullen plaats vinden. Wanneer men al het bovenstaande goed overweegt en nog bedenkt, dat de stukrijders uitsluitend inlanders zijn, is het dan een wonder, dat men nog al eens hoort klagen over gebrek aan manoeuvreer vaardigheid der bereden artillerie? Waarlijk, men moet er zich over verwonderen, dat men nog vrij gunstige resultaten bereikt met zulk een gebrekkig of liever in het geheel geen stelsel, hetgeen een schit terende getuigenis aflegt van de toewijding van het personeel. Wat de vestingartillerie betreft, ook hier moet een der compagnieën dienst doen als depot. In 1896, toen er een groot aantal manschappen van de infanterie waren overgenomen, was er meer dan één compagnie aan te wijzen, uitsluitend uit recruten bestaande. Het aantal noodige vestingcompagnieëa wordt bepaald door de wijze, waarop men Nederlandsch-Indië denkt te verdedigen. Bij een even- tueele reorganisatie zal men in het oog dienen te houden, dat de vestingcompagnie, niet zooals de compagnie infanterie, een tactische eenheid is. Bij de artillerie toch wordt de gevechtssterkte bepaald door het aantal vuurmonden, niet door het aantal manschappen. Bij het inrichten van stellingen, liniën, enz. zal men het materieel der vesting artillerie, daarin aanwezig, groepeeren tot eenheden onder een kapi tein. Het personeel bestemd voor de bediening vormt dan een com pagnie, waarvan dus de sterkte zal afhangen van het aantal en de soort der te bedienen vuurmonden. De formatie der artillerie op de buitenbezittingen is gegrond op dit beginsel, het gevolg der plaat selijke omstandigheden. Als zeker kan men aannemen, dat alleen Java tegen een aanval van buiten zal worden verdedigd, hoe is nog onbekend. Toch gelooven wij te kunnen aannemen, dat 7 compag nieën (elke compagnie telt 50 Eur. en 30 inl. kanonniers, behalve

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 23