227 daarna in Westeljjke richting gemarcheerd langs Tjot Djabit en kamp. Groegoh naar Koeta Eh, waar een korte rust gehouden werd. Hier werd bericht ontvangen, dat eenige ten Zuiden gelegen bentings op 500 M. door den vijand bezet waren. Gedeeltelijk door de vlak te (14de Baton.), gedeeltelijk door het heuvelland (marech. en Staf) werd nu opgerukt in de richting van het nabijgelegen Leboe. De vijand, die in enkele voorgelegeu versterkingen stelling genomen had, opende weldra zijn vuur op de troepen, terwijl uit het bidden en schreeuwen de gevolgtrekking werd gemaakt, dat hij eindelijk eens zou standhouden. Dit was echter wederom maar betrekkelijk; de stelling in de vlakte nabij kg. Leboe toch werd ontruimd toen het 14tle Baton. tot den aanval zou overgaan, en alleen in de heuvel stellingen ten O daarvan hield een kleine bende stand, waarvan door de marechaussées een negental met den klewang werden neergelegd, ten koste van één gewonde aan onze zijde, die bij de bestorming een diepe randjoewond had gekregen. Nadat de troep in de kampong Leboe voor de rivier van dien naam verzameld was, werden nu 2 comp'™. 14Ae Balon. in N. West richting naar den Glé Oetoeë Manjak gezonden, met opdracht om langs den Oostelijken rand van dit heuvelland naar den Glé Printjik op te rukken, en zoo noodig de hoofdcolonne te steunen, die in breed front door de kampongs en de vlakte naar dit zelfde punt marcheerde. Zonder een vijand te bespeuren, werd de Glé Printjik bereikt, nadat een breede en zeer diepe moerassige strook aan den Oostelijken voet daarvan, niet zonder moeite was omgetrokken. In een benting op den Glé Printjik werd nog een gesneuveld Atjeher gevonden, die daar waarschijnlijk door den vluchtenden vijand was achtergelaten. De marsch werd voortgezet tot aan den Westelijken rand van het heuvelland, waar een zwaar moeras, de Paja Binjoet, een verder doordringen in die richting belette. Yan hier werd, daar het te laat geworden was om Zuidwaarts om Balei Badak te bereiken, na een korte rust te 1 uur 55 N. M. de terugmarsch aangevangen langs denzelfden weg. Gloempang II bood te Koeta Eh klappers aan, een geschenk dat bij de ontzettende hitte, welke dien dag heerschte, voor den soldaat zeer welkom was, en na een rust van een uur op deze plaats, werd te 5 uur 20 N. M. het bivak wederom bereikt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 241