231 een en ander niet zonder een belangrijk oponthoud te veroorzaken. De sawah's rond kampong Lapihan waren bovendien zeer drassig, en daar het reeds 3 uur was en Awih Getah voor het invallen der duisternis niet meer te bereiken zou zijn, werd om 4 uur 35 een bivak betrokken in kamp. Lapihan, met de marechaussées en de cavalerie in enkele woningen op de nabij gelegen heuvels. De nacht ging hier rustig voorbij. Bevel voor den 2™ October. Bivak Lapihan, 1 10—98. 5 uur N. M. Wij zijn thans gebivakkeerd in Lapihan en op de hoogten Noord van de Gle Panté Breuë. Morgen om 7 uur wordt de tocht voortgezet oyer deze hoogten in West. richting naar Awih Getah. Volgens bericht zal daar tegenstand geboden worden en heeft de vijand zich versterkt op den Tjot Sabi, gelegen nabij de kampongs Ilaja en Matang, tusschen deze en den Glé Kapal. Marschindeeling als voor heden was bepaald na het overtrekken van de Kroeng Sawang, doch mtt omwisseling der bataljons. De bevelhebber, {w. g.) v. Heutsz Om 7 uur afgemarcheerd, over de zware met alaug-alang begroeide heuvels in de richting van den Glé Merapon, werd om 9 uur het ravijn van de Kroeng Sarang Boeroeng bereikt en hier afgedaald naar de meer Westelijk gelegen heuvels, waar de vijand weldra het vuur op ons opende (10 uur 30). Met achterlating van 4 dooden was hij spoedig verdreven en werd daarop verder gerukt over Kg. Loeëng Danoen (12 uur 10, Oost van Meunasah Boebcë), naar de Kroeng Pasangan, die te 2 uur werd bereikt. Langs den rechter oever van deze prachtige, meer dan 300 M. breede rivier, werd nu opgerukt in de richting van het iets meer zuidelijk gelegen Awih Getah, dat altijd als een brandpunt van fanatisme had bekend gestaan. Op den linkeroever werden tal van gewapende Atjehers in de loop graven waargenomen, die echter niet vuurden, doch ons eenvoudig bleven gadeslaan. Gedurende den opmarsch werden op den rechteroever 3 Aijehers, die met de klewang op den troep inkwamen, door de marechaussée neergelegd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 245