260 Tabel E. g a 100 schutters kunnen bij juist vizier tegen onderstaande doe len (1 figuur op 1 M.) in 1 minuut verkrijgentreffers. staande knielende liggende 5 5 4.5 4 3.5 3.5 193 182 149 121 96 84 168 144 110 85 65 56 66 51 38 28 21 18 Ter berekening van het totaal aantal directe en indi recte treffers deze cijfers met 1.5 te vermenigvuldigen. In den regel wordt bij eene oefening den manschappen een zeker aantal patronen uitgereikt, dat tegen een bepaald doel moet afgevuurd worden. In het gevecht daarentegen speelt het aantal patronen eene ondergeschikte rol, doch is de beschikbare tijd een hoofdfactor. Er kan dan niet gesproken worden van een hoog trefferprocent te behalen, maar wel van zulk een procent in een bepaald tijdsverloop. Eene oefening moet derhalve luiden: „het doel beschieten". Na zekeren tijd wordt het vuur over de geheele linie tegelijk gestaakt en het patronenverbruik opgenomen. Wordt het vuren voortgezet tot alle patronen verschoten zijn, zoo wordt een geheel valsch, en wel een ongunstig, beeld van de vuursnel- heid en geoefendheid verkregen. Vooreerst moet bij eene oefening nagegaan worden hoeveel scho ten noodig zijn ter bereiking van het gewenschte resultaat en in hoeveel tijd deze verschoten kunnen worden. Geschiedt zulks niet, zoo bestaat de kans dat er te weinig patro nen worden uitgegeven, en dus het vuren niet lang genoeg kan worden voortgezet; het resultaat, dat men zioh voorgesteld heeft te behalen, 3 O 3 -Ö c "5 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 274