262
Voorbeeld 4.
Hoeveel patronen zijn noodig om van eene linie van 80 figuren
en 80 M. frontbreedte (knielende) op 600 M. 45 °/0 van alle figu
ren buiten gevecht te stellen.
Naar tabel B. is p 18, n 80 en X 1.
v I., 60 X 80
Br zijn derhalve noodig 267 patronen.
Wordt de ruimte tusschen de figuren 2 maal grooter, zoo ver
meerdert ook de frontbreedte naar diezelfde mate, het te verwachten
procent treffers wordt echter de helft.
Derhalve geeft de formule 6° het getal patronen aan, be-
noodigd om van een doel, met n M. frontbreedte 45 der figu
ren te treffen, geheel onafhankelijk van bet aantal figuren, dat zich
in het doel bevindt.
Dit vereenvoudigt de berekening van het aantal patronen ten zeerste.
Voorbeeld 5.
Volgens voorgaand voorbeeld waren 267 patronen noodig om van
80 figuren, opgesteld op 600 M., met een frontbreedte van 80 M.
45 te treffen.
Wanneer nu op dezelfde ruimte slechts 40 figuren aanwezig waren,
zoo zou, wegens de verdubbelde tusschenruimte in plaats van p °/0
treffers slechts p te verwachten zijn.
Om ieder der 40 figuren gemiddeld 0.60 maal te treffen, zouden
dus noodig zijn:
60 X 40 60 X 40
V, P 9
Uit het benoodigd aantal patronen, de vuursDelheid en het aantal
schutters, kan de tijd berekend worden.
Op 600 M. is de vuursnelheid 3.5 schot per man en minuut;
60 schutters verschieten in 1 minuut 210 patronen.
Om 267 patronen te verschieten behoeft men dus minuten.
In het kort moeten dus bij de oefening hoofdzakelijk de navol
gende regels in acht worden genomen.