267 En dit zal hij des te eerder doen, indien hij nog boyendien is gestraft wegens verregaande oneerbiedigheid. Onze fuselier is nu dit stadium ingetredenafgewezen en boven dien terzake van verregaande oneerbiedigheid gestraft, heeft hij het onderzoek door den krijgsraad aangevraagd. Wat staat nu ter beoordeeling van den krijgsraad? Ik zou zeggen de reclame tegen straf a en, in ons geval, als sequeel ook de reclame tegen straf b (ter zake van verregaande on eerbiedigheid). Immers de jurisprudentie 1) leert ons en me dunkt zeer terecht dat, ook al is dit niet ipsis verbis uitgedrukt, de reclame in ons geval, aan het oordeel van den krijgsraad onder worpen, zich niet alleen bepaalt tot de oorspronkelijke straf a, maar zich ook uitstrekt tot de nieuwe straf b. Een reclamant toch, die afgewezen is met zijne klacht zonder meer, en, met deze beslissing geen genoegen nemende, het onderzoek door den krijgsraad aanvraagt, moet geacht worden in elk geval geen genoegen te nemen met eene bestraffing ter zake van verregaande oneerbiedigheid, indien hij in dit geval de zaak nog aan de beslissing van den krijgsraad onderwerpt 2). De reclame strekt zich derhalve voor den krijgsraad uit tot beide straffen. Wil dit zeggen, dat de krijgsraad nu twee reclames heeft te onderzoeken Immers neen De krijgsraad stelt zich ten aanzien van de oorspronkelijk tegen straf a ingediende reclame op volkomen gelijk standpunt als de chef van den strafoplegger. De krijgsraad overweegt dus, geheel onafhankelijk van de beslissing van den chef van den strafoplegger, op eigen gegevens en op eigen gezag, of de ingebrachte bezwaren al dan niet gegrond zijn. Welnu, is dit iets anders, dan eene behandeling in hooger beroep Doet de reclamant, indien hij het onderzoek door den krijgsraad aanvraagt, iets anders, dan zich beroepen op dit college, op zijn eigen hoogeren rechter? Wordt hem in de artikelen 1 en 2 van Staatsblad 1874 no. 28, (1) Disp. H.M.G.H. v. N. I. opgenomen in I. "W. R. No. 1118 jg. 1884. (ibwvw Va (2) Anders disp. H.M.G.H. v. N. I. 11 Nor. 1887, aangehaald bij Barre.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 281