269 meerdere, die hem heeft gestraft, of tegen een ander dan tegen dezen oneerbiedig, of jegens de?en meer oneerbiedigdan toen hij zijne klacht inbracht bij den chef van zijn strafoplegger? Opnieuw oneerbiedig? Waarom? Omdat hij gebruik maakt van een bij de wet hem toegekend, onaantastbaar recht, in wezen en vorm zóó gelijk met het recht van appèl? Zou dan de wetgever den rechtzoekende hier een kuil hebben willen graven? Indien gij, of ik, toch, recht zoekt, en wij vinden het niet bij den eersten rechter, zouden ook wij dan niet aankloppen "bij den hoogeren indien ons daartoe de weg openstaat Ik geloof het wel. En zouden wij dan niet verontwaardigd zijn, en met recht-indien wij voor dit feit het zoeken van ons recht bij den hoogeren rechter, door dezeD gestraft werden, waar de wetgever ons zelf dien weg heeft aangewezen? En onze reclamant dan? Indien bij het onderzoek door den krijgs raad al aanvraagt, als bij afgewezen is zonder meer, hoeveel te eer zal hij het dan doen, indien hij behalve afgewezen, ook nog gestraft is? Schuilt hierin dan eenige oneerbiedigheid? Zoo niet, waarom dan nogmaals te stiaffen? Toch zeker niet tot handhaving van eene goede discipline, die immers reeds door den chef van den strafop legger zoo schitterend is gehandhaafd Of tegen een ander oneerbiedig Maar jegens wien dan Dit zou dan moeten zijn tegen den chef van zijn strafoplegger, die hem straf b oplegde. Zou men die bewering wel kunnen volhouden Eene bewering toch, in strijd met het wezen van het recht van reclame, dat, zooals wij zagen, alleen gericht is tegen de oorspronke lijke straf a, en nu als gevolg daarvanook tegen straf b. Of de klager dus wil of niet, indien hij van zijn recht gebruik maakt, hooger op te gaar», dan onderwerpt hij per se straf b mede aan het oordeel van den krijgsraad. Met zijn eigen wil zelfs, kan hij straf b niet van dit onderzoek uitsluiten dit ligt in de natuur van het recht. Kan men nu iemand oneerbiedig ncemen, indien hij van een hem wettelijk geschonken recht gebruik maakt, waarbij het buiten zijn eigen wil is gelegen, dat dit recht met zich meebrengt het onderzoek naar de hem opnieuw opgelegde straf (b) Immers neen Het wettelijk geschonken recht zou daardoor nagenoeg illusoir Dl. I, 1899. 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 283