270
zijn; wat de wetgever met de rechterhand gaf, zoude hij dan met
de linker weer terugnemen.
Of meer oneerbiedigOok hiertegen gelden voor mij dezelfde
bezwaren, die ik aanvoerde tegen de bewering van hen, die den klager
opnieuw oneerbiedig achten. Maar ook nog dit bezwaar de lichtvaar
digheid, waarmede eene ongegronde klacht wordt ingediend, kan blij
ken geven van zekere mate van oneerbiedigheid zeer zeker maar
nooit kan deze oneerbiedigheid grooter worden, indien reclamant die
zelfde klacht onderwerpt aan het oordeel van den krjjgaraad, en dus
gebruik maakt van een reoht, dat hem bij de wet onbetwist is toege
kend, en waarvan hij natuurlijk gebruik zal maken, indien hij geen gelijk
heeft gekregen, en zulks te meer, indien hij nog bovendien gestraft is.
In het onderwerpen van de klacht aan het oordeel van den krijgsraad
ligt dus niets oneerbiedigs: daarvoor kan, ja mag klager dus nooit
door den krijgsraad gestraft worden. De omschrijvende reden in de
dispositie te doen luidenzooals meermalen voorkomt „het verzoek
„te doen, dat zijne klacht door een' krijgsraad moge worden onder
zocht, die dermate lichtvaardig en ongegrond is bevonden, dat zij
„aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven acht
ik dan ook gedecideerd onjuist. Als er van oneerbiedigheid sprake
is, kan deze nooit gelegen zijn in de aanvrage om een krijgsraad,
maar alleen in het indienen van de klacht zelf. Indien de krijgsraad
den klager dus straft, moet dit zijn ter zake van „het indienen van
„een klacht, die dermate lichtvaardig en ongegrond is bevonden, aat zij
„aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven Maar
voor dat feit heeft de chef van den strafoplegger hem reeds gestraft..
Zoude hij nu voor datzelfde feit ook nog door den krijgsraad
kunnen worden gestraft Waar ter wereld zal een rechter een de
linquent straffen voor een feit, waarvoor hij reeds te voren gestraft
is Waar kunt gij mij een uitzondering aantoonen op den aioudeu
gulden rechtsregel: „non bis in idem"?
Diep zoude ik den zich beklagendon militair op mijn beurt be
klagen, indien het antwoord op deze vraag iuist hem zou noemen
Ik meen in het bovenstaande voldoende te hebben uiteengezet, dat
het wezende natuur van het recht, met zich meebrengt, dat men een