271 ontkennend antwoord moet geven op de aan het hoofd van dit opstel geplaatste vraag. Thans wil ik nog met een enkel woord nagaan of de woorden van de wet zich tegen deze meening verzetten. Art. 3 van Staatsblad 1874 N° 28 luidt: „De krijgsraad en de chef zijn verplicht om bij gegrondbevinding „der klachten, het arrest op te heffen, en de straf of strafreden te „wijzigen, of haar van het strafhoek te doen schrappen. „Wanneer de gedane klacht dermate ongegrond en lichtvaardig „is, dat zij aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toege schreven, straffen zij den klager deswege ingevolge de wet". Ik geef toe, dat eene oppervlakkige lezing van dit artikel er toe zou kunnen leiden een bevestigend antwoord op de door mij gestelde vraag te geven. „Zij" staat er in alinea 2 in verband met de l5te ali nea derhalve de krijgsraad èn de chef„straffen den klager deswege ingevolge de wet." „Dus," zoude men kunnen redeneeren, „beiden moeten dit doen, zoowel de krijgsraad, als de chef." Zou deze opvatting wel juist zijn? Het gaat niet aan de 2ie alinea van ons artikel te verklaren anders dan in verband met de lste alinea. En nu zal eene aandachtige beschouwing van de in deze alinea vervatte wetsbepaling ons doen inzien, zooals de praktijk ons ook leert, dat nooit beider beslissingen tegelijk kunnen samengaan. De chef en de krijgsraad zija verplicht om, bij gegrondbevinding der klachten, in elk geval „het arrest op te heffen." Welk arrest wordt hier bedoeld? Hij dunkt het arrest van art. 2 al. 2 van ons Staatsblad. Maar dit arrest treedt eerst in op het oogenblik, dat het verzoek om behandeling door den krijgsraad is gedaan; een soort van praeventief. arrest derhalve? Hoe nu de chef dit arrest kan opheffen is mij niet recht duideljjk. Die verplichting berust dan ook alleen bij den krijgsraad. Yoorts zijn beiden verplicht naar omstandigheden, óf „de straf of strafreden (of beiden) te wijzigen",öf „haar (straf en strafreden) te doen schrappen." Nu kan het zijn, dat reclamant door de beslissing van den chef geheel is voldaan;dan blijft dus de krijgsraad buiten de zaak, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 285