272
heeft de chef alleen beslist. Maar ook kan het zijn, dat reclamant
door de beslissing van den chef slechts ten cleele is voldaan, en
alsnog het verzoek doet, dat de krijgsraad zijne zaak zal onderzoeken.
Dan zal de ten-uitvoer-legging van de beslissing van den chef, die
in elk geval eerst na 3 X 24 uren executabel is, opgeschoit blijven
tot na de dispositie van den krijgsraad, deze al dan niet door het
H. M. Gr. geapprobeerd, en dus de beslissing van den krijgsraad
komen voortreden in de plaats van die van den chef.
Hoe wij deze alinea ook beschouwen, nooit zullen heider beslis
singen tegelijk in het strafregister voorkomen. De bedoeling van den
wetgever kan dan ook geen ander zijn, dan heidenden krijgsiaad
èn den chef, aangeveD, wat hun te doen staat bij gegrondbevinding
der klacht. Maar heeft de een (chef) reeds in dien geest gehandeld,
dan is de ander (krijgsraad) natuurlijk verder daarvan uitgesloten.
Welnu; diezelfde beteekenis moet ook,-alinea 2 hebben. „Beiden
straffen den klager deswege ingevolge de wei". Maar, indieu de
één (chef) den klager reeds gestraft heeft, behoort de ander (krijgs
raad) zich van straf-opiegging te onthouden. Alleen voor het geval
de chef den klager niet gestraft heeft, en de krijgsraad oordeelt de
reclame dermate lichtvaardig en ongegrond, dat hare indiening aan
verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven, alleen dan mag
neen moet de krijgsraad den klager deswege straffen ingevolge de wet.
Beiden zijn daartoe verplicht, maar die verplichting houdt voor den
krijgsraad op, indien de chef daaraan reeds heeft gevolg gegeven.
Deze opvatting is zóó geheel in overeenstemming met den aard van
het recht van reclame, en past zoo geheel en al in de terminologie
der wet, dat ik, zoolaDg ik niet van het tegendeel word overtuigd,
deze meening als de eenig ware, steeds en oveial zal blijven voor
staan; en de andere, daaraan tegenovergestelde als onbillijkja
onrechtmatig zal verwerpen.
Moge het mij gegeven zijn bij velen deze mijne overtuiging te
hebben doen ingang vinden tot bevordering van het rechtvaardigheids-
en billijkheidsgevoel van den, in het zoeken van zijn recht, toch
al zoo bemoeilijkten militairen klager!
Magelang, December 1898.