283 Trouwens in het jaar 1897 verloor het Indische leger nog 26 officieren door den dood. Wanneer wij dit sterftecijfer vergelijken met dat van een 40 jaar gele den, dan ontwaren wij de tastbare voordeelen, die er in gelegen zijn, dat 1°. naar het koloniale leger alleen overgaan jonge, krachtige, ge zonde officieren, te voren aan een streng geneeskundig onderzoek onderworpen 2°. dat een zooveel grooter aantal officieren gehuwd is, aan wie in het bijzonder het opgelegd is, matig en streng zedelijk te leven en eindelijk 3e. dat de geneeskundige dienst een mild gebruik doet maken van de sanatoria in de gezonde bergstreken, om de zieken op hun ver haal te doen komen De zoogenaamde goeie ouwe tijd, toen in de militaire sociëteiten geen ijswater, daarentegen zeer veel AY. H. gedronken werd, en, in deu regel, een twee-, drietal officieren te Weltevreden rondliepen, in afwachting eener beslissing te huune n aauzien van eenen Raad van Onderzoek, die tijd ligt reeds vele jaren achter ons. Ten slotte overdachten wij, dat het jaar 1898, voor wat zijn mi litaire periodieken betreft, is geweest een „leelijk, onkameraadschap pelijk" jaar. Bezien wij hieronder die Militaire Kameraadschap eens wat van naderbij. Wij beginnen met die in Nederland. Naar onze meening laat de kameraadschap aldaar te wenschen over bij de officieren van de Zeemacht en bij die der Landmacht; bij de Zeemacht al verder tusschen de eigenlijke zeeofficieren, de officieren van gezondheid, die der administratie, die der mariniers en de officieren-machinist; bij het leger desgelijks tusschen de of ficieren der verschillende Wapens en Diensten. Wij durven daarin verder gaan en zelfs beweren, dat een begin van antagonisme tusschen de verschillende Wapens van het leger reeds te onderkennen is bij de cadets der Koninklijke Militaire Akademie te Breda, aan welke inrichting b. v. de cadet der Cava lerie zich maar matig inlaat met den cadet der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 297