284 Dat gebrek aan kameraadschap tusschen officieren ouderling wij bedoelen die kerngezonde kameraadschap, welke allen gelijkelijk omvat uit zich in Nederland, buiten dienst, in de keuze van so- cieteitslokalen (of societeitshoekjes in hetzelfde lokaal), opdat de eene officieren-soort zich niet met de andere menge; uit zich op publieke wandelwegen, alwaar als regel de artillerist met den artillerist, de infanterist alleen met den infanterist promeneert;ja! uit zich zelfs op het cosmopolitisch terrein der wetenschap door een gemeenschap pelijk gekwaak van de eene soort-officieren, zoodra zich een individu eener andere soort in hunne bjjt vertoont. Wanneer, om bij een actueel geval te blijven, een van de Hoogere Krijgsschool herkomstig, alleszins gunstig gereputeerd Infanterielui- terant het durft onderstaan, iets over „Woon- en Wachtforten" te schrijven, breekt er onmiddellijk onder de genieofficieren een storm los en wordt op dien vreemden eend in de bijt van leer getrokken, dat er bijna geen stuk van hem heel blijft. Wanneer een luitenant der Artillerie zich verstout over „Marine artillerie en Marinetactiek" te schrijven, ontspint zich in no time tusschen marine- en landofficieren eene onverkwikkelijke polemiek, waarbij niet over en weer eenige tikjes worden gegeven maar ditmaal door ééne der twee twistende partijen, ruwe, onbehouwen klingslagen worden uitge deeld; terwijl wij alverder hetzelfde moeten zeggen van eenen recenten pennestrijd tusrehen een Indisch officier, voormalig leeraar aan de Koninklijke Militaire Akademie te Breda en een officier van het Ne- derlandsche leger, Hoofd van Onderwijs aan die inrichting, in welken strijd, mede bij één der twistenden, bezadigdheid ten eenenmale ontbrak. Waardeering alzoo van het goede wordt meestal niet aangetroffen; slechts een verwoed „Attaqueeren" op datgene, waar de schrijver het naar de zienswijze der tegenpartij mis heeft. Bij het Indische leger moge de onderlinge verhouding der officieren van de onderscheidene Wapens en Diensten eveneens te wenschen overlaten, zij is er aanmerkelijk beter dan in Nederland. Trouwens, geen wonder! De olficieren van het Indische leger staan daar tegenover den vijand en elk onzer neemt daar van nabij waar, hoe elk wapen on ontbeerlijk is, om van het leger een goed geheel te maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 298