DE VELDTOCHT TEGEN DE DERWISCHEN in 1898 (1). I. Inleiding In het I. M. T. n°. 4 van '97 komt een artikel voor overgenomen uit het Hilitar Wochenblatt, handelende over den veldtocht tegen Dongola in 1896. In het slot van zijn opstel sprak de schrijver het vermoeden uit, dat het de bedoeling van de Britsche Regeering was, de operatiën in het volgende jaar voort te zetterf. Dit vermoeden is gebleken juist te zijn, want de generaal-majoor Hunter is inderdaad in '97 verder Zuidwaarts gerukt, terwijl in Maart '98 generaal Kit chener zich aan het hoofd van het Anglo-Egyptisehe leger stelde en den veldtocht leidde, dien we in de volgende bladzijden zullen trach ten te beschrijven. Alvorens hiertoe over te gaan, komt het ons niet overbodig voor mede te deelen welke redenen Engeland had voor een gewapend optreden in den Soedan. Op deze wijze wordt de Egyptische quaestie in het geheugen teruggeroepen en zal de lezer een juist inzicht kun nen krijgen in die van Fashoda, welke we in het slot van dit opstel mede wenschen te bespreken. Egypte ligt in 't N. O. van Afrika tusschen de Lybische woes- tjjn en de Arabische Golf en strekt zich Zuidwaarts uit tot Assoean. Het wordt besproeid door de wateren van de Beneden Nijl en dankt aan die rivier zijn vruchtbaarheid. Aangezien echter het land aan beide rivieroevers al spoedig oploopt, zoo is het Nijldal slechts zeer smal >/2 h 2 G.M. breed en het voor bebouwing geschikt gedeelte van Egypte dan ook vrij gering, n. 1. nog geen derde gedeelte van zijn oppervlakte. (1) Dit opstel was reeds geruimen tijd in het bezit der Redactie, dooh moest door ge brek aan plaatsruimte blijven liggen. Hoewel sedert deze operatiën een onderwerp van bespreking in de „Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap" uitmaakten, ver- meenen wij dat dit artikel belangrijk genoeg is om bet in de kolommen van bet Tij dschrift op te nemen. Eed.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 312