304 gehoor, maar trok met de zijnen naar het op 16 mijlen van Alexan- drië gelegen Kafr-Dowar. Engeland verklaarde aan den sultan, dat het voornemens was de aangelegenheden van Egypte te regelen en dat daarbij geen prijs werd gesteld op zijne hulp die, toen zij ingeroepen was, zich te ver geefs had laten wachten. Medio Augustus d. a. v. begaf generaal Wolseley zich aan het hoofd van eene Engelsche expeditie naar Ismaïla13 September ver sloeg hij Arabi's troepen bij Tel-el-Keber en werd Arabi zelf gevangen genomen. Deze werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld. Later werd dit vonnis gewijzigd in verbanning naar Ceylon. In October '82 kwam te Caïro het bericht, dat de troepen van den gouverneur-generaal van den Soedan, uitgezonden tegen den Mahdi, waren afgesneden en dat versterking dringend noodig was. De Mahdi was in '48 geboren niet ver van Dongola. Nog in zijne jeugd verlieten zijn ouders Dongola om zich te vestigen op het eiland Abba boven Khartoem. Hier leefde de zoon als hermiet, toonde zich een echt godsdienstdweeper, maakte propaganda voor den Islam en be weerde te zijn de Mahdi, d. i. de leider van den Islam. Hij predikte de leer: „Wij zijn menschen, die den dood liefheb ben als het leven; dood is voor ons beter dan uw leven, 'tis onze schoonste bezitting." Sterk door zulk een leer, aldus gewapend met de grootste doods verachting, vermeesterden de aanhangers van den Mahdi binnen een tijdsverloop van 18 maanden de Zuidwaarts van Khartoem gelegen provinciën, hetgeen hem gemakkelijk werd gemaakt door het over- loopen der garnizoenen (Egyptische) te El Obeid, Sennaar, Eashoda en Kassala. Zoo was de toestand toen de gouverneur-generaal Abdel Kadr om versterking verzocht. Juist toen Wolseley zegevierend Caïro binnenrukte, belegerde de Mahdi El Obeid, de hoofdstad van Kordofan, welke stad zich na een zes maanden lange flinke verde diging ten laatste moest overgeven. Engeland, dat zich tot taak gesteld had de Egyptische aangelegen heden te regelen, gevoelde iets te moeten doen en zond generaal Hicks met 10.000 man behoorende tot Arabi's afgedankt leger, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 318