309 de ontruiming van den Soedan besloot. De Mahdi was sedert mees ter van den Soedan, alleen Suakin bleef men bezet houden. Den 22en Juni 1885 overleed de Mahdi en werd opgevolgd door Abdullah, die den titel van Khalifa voerde. Deze deed op het einde van het jaar een inval in Egypte, maar werd door generaal Stephenson geslagen. Yan verdere invallen kwam het de eerste jaren niet, omdat de Khalifa de handen vol had met het dempen van een opstand in Kordofan. In de omstreken van Suakin bevond zich nog altijd Osman Digna. Deze was na het ontbinden der Suakin-expeditie naar het Noorden getrokken, en had het reeds meer geteisterde Tamai geplunderd. Door deze handeling had hij de stam Amarar tegen zich in het harnas gejaagd. In September werd Osman door de Amarars bjj Tamai ge slagen. De zaak van den Mahdi begon hierdoor in 't Oosten terrein te verliezengeen jaar later verklaarde de bevolking van Suakin zich ten gunste van de Engelschen en erkende zij, dat de Mahdi een bedrieger was geweest. Yoor Suakin trad nu eeDe lange periode van rust in, de geheele provincie was, met uitzondering van Tokar, het Mahdisme afvallig geworden. In April '87 kwam er te Wady Haifa een gezantschap van den Khalifa met brieven voor den sultan, voor den Khedive en voor Engeland's koningin. Deze brieven ademden een zeer fanatieken geest en konden gevoegelijk onbeantwoord blijven. In Januari '88 bezocht Osman Digna wederom Suakin en maakte hij het den Amarars lastig. Twee maanden later sloeg hij het beleg voor Suakin, waar destijds kolonel Kitchener het bevel voerde. In September van dat jaar werd het inmiddels opgebroken beleg weder hervat, nu met 5000 Derwischen. Ten einde de Derwischen uit de omstreken van Suakin te verjagen, rukte in Januari '89 de kolonel Holled Smith, opvolger van Kit chener, uit met 750 Britsche, 2000 Soedaneesche en 2000 Egypti sche soldaten. De vijand werd bij Gemaizeh geslagen. In Mei '89 bedreigde Wad el Njumi, een bekwaam en fanatiek emir van den Khalifa, van uit Dongola Egypte. Op het laatst dier maand bevond hij zich met 4000 man en tal van legervoigelingen op een afstand van 100 mijlen van Wady Haifa, dat sedert '85 de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 323