316
zettelijk heeft onttrokkeD, zeggende: „dan ga ik liever naar Tjimahi
O. dat de Krijgsraad ten onrechte in het bovenvermeld feit heeft
gezien een geval van dienstweigering, omschreven en strafbaar ge
steld bij art. 95 van het Cr. W., vermits toch den geappelleerde,
toen hij het gelid verliet, geen order was gegeven daarin terug te
komen, zoodat hij ter zake ook niet geweigerd heeft een order na te
komen, weshalve geappelleerde's handeling slechts termen kan op
leveren voor eeue disciplinaire correctie;
O. dat de Krijgsraad zich mitsdien onbevoegd had moeten verkla
ren om van de onderwerpelijke zaak keunis te nemen;
Rechtdoende in n. en v. w. de Koningin!
Ontvangt het appèl;
Yernietigt het vonnis waarvan appèl;
Verklaart den Krijgsraad onbevoegd om van het den beklaagde,
thans geappelleerde, in de introduciieve klacht ten laste gelegde feit
kennis te nemen
Verwijst den beklaagde, thans geappelleerde, te dier zake naar de
bevoegde militaire autoriteit, opdat deze hem, desgeraclen 1), corrigeere;
Verwijst den lande in de kosten, enz.
Naschrift Redactie v/h recht enz).
Art. 95 Crim. Wetboek voor het krijgsvolk te lande bedreigt
straf tegen den militair, die uitdrukkelijk weigert of opzettelijk nalaat
de orders van dengeen, die boven hem gesteld is, te gehoorzamen
of na te komen.
Het H. M. G. heeft thans beslist, dat het artikel niet toepasselijk
is, wanneer een bevel aanvankelijk opgevolgd, doch daarna met op
zet in den wind geslagen wordt, waarbij nog in het oog te houden
het bijzonder geval dat zich voordeed, n. 1. het op eigen gezag afwij
ken van een commando bij gelegenheid van eene oefening, waarbij
toch als eerste plicht geldt het blijven in de bevolen houding totdat
een volgend bevel gegeven wordt.
Art. 105 van het Ontwerp-Wetboek van Militair Strafrecht, krach
tens opdracht van den Minister van Justitie samengesteld door den
hoogleeraar Mr. H. van der Hoeven, luidt: „De militair die weigert
1) De cursiveering is van ons. Bed.'I. M. T.