317
of opzettelijk nalaat te gehoorzamen aan eenig dienstbevel of dienst
voorschrift, of die zoodanig bevel of voorschrift eigenmachtig over-
schrjjdt, wordt, als schuldig aan opzettelijke ongehoorzaamheid, ge
straft met" enz. Omtrent de uitdrukking „nalaat te gehoorzamen
wordt in de Memorie van Toelichting |pag. 226 van deel I der uit
gave van E. J. Brill te Leiden (1889)] gezegd: „Ookzonder nadere
bepaling sluit deze term zoowel de geheele verzaking als de gedeel-
teljjke naleving en de afwijking van het gegeven bevel in zich. De
overschrijding moet echter afzonderlijk worden vermeld, omdat hij
die overschrijdt, niet heeft nagelaten te doen wat hem gelast was:
zijn vergrijp is, dat hij meer gedaan heeft". Op art. 105 en zijne
toelichting is geen aanmerking gemaakt door de commissie, welke
werd ingesteld om de ontwerpen van Mr. Yan der Hoeven uit een
militair oogpunt te doen onderzoeken.
Wordt art. 105 te eeniger tijd gearresteerd zooals het is voorgesteld,
dan zal, bij de opvatting van den hoogsten militairen rechter in
Indië, ook dan het uit het gelid loopen en niet voortzetten van het
gegeven commando slechts disciplinair strafbaar zjjn. Het schijnt
daarom gewenscht in het artikel ook op te nemenhet niet blijven
gehoorzamenwant het behoeft wel geen betoog, dat eene handeling
als in casu niet alleen disciplinair moet worden gecorrigeerd, doch
met gestrengheid gestraft, wil men de discipline niet onmogelijk maken.
Naar aanleiding van het naschrift op de sententie van het H. M.
G. wordt in de Java Bode de volgende opmerking gemaakt
„Of evenwel de disciplinaire straffen niet zwaar en streng genoeg
„zijn om het feit te bestraffen en of het wel per se aanleiding zou
„moeten geven een fuselier voor den krijgsraad te brengen, staat
„bij deskundigen op militair gebied niet vast. Zoo'n disciplinaire
„straf, sneller toegepast en reeds hierom meer afdoende dan de om
slachtige procedure, is soms lang niet malsch, terwijl de man er
„ook niet zoo verbazend lang door aan den dienst wordt onttrokken
„velen meenen daarom dat het streng handhaven der discipline bij
„zulke vergrijpen beter nog geschiedt door den disciplinairen rechter
„alleen en dat 's Hofs arrest is toe te juichen".
Het is wellicht niet geheel overbodig er op te wijzen, dat de be-
Dl. I, 1889. 21