333
„Ik gaf er wat voor als het al weer achter den rug was. Dat
schooltje spelen begint je wel wat te vervelen als je tegen de veertig
loopt;" merkte een reeds grijzende eerste luitenant op.
„Hoe kan je nu van „schooltje spelen" spreken? Zegt de al-
gemeene order niet, dat schoolsche vormen moeten vermeden worden
repliceerde een ander.
„Ja, de order is er, maar de uitvoering?"
„Ik zal maar weer overplaatsing naar Atjeh vragen," merkte er
een op, die niet veel aan de studie deed, en tot nu toe somber voor
zich uit had gestaard. „Daar vallen ze je ten minste niet met die
nonsens lastig!"
Een man van de wacht ging naar de klok, en trok elf maal
aan den klepel. Allen keken ingespannen naar dien arbeid en toen
de laatste slag weerklonken had, maar ook niet eerder, gingen allen
met moeielijke schreden naar het aangewezen lokaal om „te zuigen
aan den tepel der wetenschap", zooals een der heeren die gezellige
bijeenkomst wenschte te betitelen.
De oudste kapitein keek rond en vroeg aan de betrokken compagnies
commandantenle compagnie! Allen present, 2® compagnie? Allen
present enz. en nadat hij zijn eigen ondergeschikte luitenants had
geteld en aanwezig bevonden, scheen hij gerust.
De deur ging open en binnen trad, gevolgd door zijn adjudant, de
korpscommandant.
Diepe stilte, daarna de vraag van den majoor „zijn we er allemaal?"
„Ja, majoor, allen present" zei de oudste kapitein.
Weer diepe stilte en examengezichten, vooral de Atjeh-aspirant
gaf blijkbare teekenen van onrust.
Een kuch, en daarna de gewichtige woorden, vullende de bedompte
ruimte: „Mijnheer Jansen, wilt u maar doorgaan met de behande
ling van de artillerie?" Mijnheer Jansen, een oud kapitein, knikte
en begon de but en blanc:
„Mijnheer van Haa, hoe zwaar weegt het veldkanon?"
„Zoowat 250 E.G."
„Niet zoowat, mijnheer, u moet het precies weten"?
„U mijnheer Iks!"
Dl. I, 1899.
22