341
dacht trok. Gewoon altijd goed ja zelfs superieur werk te zien, waar
Kolonel Nieuwenhuijzen aan den arbeid is, verwondert het ons niet
dat de firma Kolff zich ook ditmaal richtte tot den oud-redacteur van
ons tijdschrift, dat zich onder zijne leiding in een tijdperk van grooten
bloei mocht verheugen. Toch achten wij het jammer, dat de bewerking
van dit belangrijke hoofdstuk niet werd opgedragen aan een in Indië
verblijvend persoon, die meer voeling met het leger had dan een in Ne
derland aanwezig gepensionneerde.
Aan dit „er uit zijn" schrijven wij dan ook de kleine onvolkomenheden
en onnauwkeurigheden in het werk van den heer N. toe, onvolmaakt
heden, welke men te voren zelden in zijne studies zou hebben aangetroffen.
Wij wijzen slechts op het volgende.
Zoo heet het bijv. op blz 247:
„Ook het wapen der Genie onderging in 1897 formatiewijzigingen.
„Een daarvan beoogde eene zij het ook geringe tegemoetkoming aan
„de in de laatste jaren gedane vertoogen tot verbetering van de positie
„der subalterne officieren, hoofdzakelijk de tweede luitenants, door ver-
„meerdering van het aantal eerste luitenants; terwijl in 1898 het aantal
„kapiteins met 4 werd vermeerderd."
Oningewijden zullen hieruit zeker een geheel verkeerde conclusie
trekken. De ware toedracht der zaak is de volgende: Nadat in 1896
de formatie der Genie belangrijk ingekrompen werd n. 1. met één majoor
en 10 luitenants (waarvan 5 eerste en 5 tweede) tegen uitbreiding met
één kapitein, begreep men dat voor de toen in dienst zijnde tweede
luitenants de verdeeling dier 10 luitenantsplaatsen gelijkelijk over
de eerste en tweede luitenants hoojjst onbillijk was en gaf het Opper
bestuur daarom aan de Indische regeering de bevoegdheid om het aantal
eerste luitenants tijdelijk met ten hoogste 3 te vermeerderen, tegen ver
mindering met een gelijk aantal tweede luitenants. Aanvankelijk werd
van deze bevoegdheid in haar vollen omvang gebruik gemaakt, thans
wordt zij slechts voor 2 luitenantsplaatsen toegepast.
Tengevolge van de vele betoogen omtrent noodzakelijkheid van positie
verbetering voor de luitenants der Genie, die door den gang der promotie
15 jaar en meer zouden moeten loopen alvorens tot kapitein hevorderd
te worden, werd, nadat door den Minister van Koloniën de billijkheid om
hier te helpen erkend was, aan de Indische regeering in 1898 telegrafisch
de bevoegdheid verleend om door tijdelijke formatiewijziging de genie
officieren der promotie van 1883, welke nog geen kapitein waren, tot dien
rang te bevorderen. De formatie werd toen tijdelijk met 4 kapiteins
vermeerderd tegen inkrimping met 4 eerste luitenants. Door vacatures
in de hoogere rangen kon die uitbreiding der formatie gaandeweg ver
minderd wordenthans betreft zij nog slechts één kapitein.