23
zoo vreemd voelend in de voor hem nieuwe omgeving. Hoe weet
schrijver zulks Hij verklaart op bldz. 335 1° alinea in het algemeen
het officierskorps incompetent om de gevoelens, het gemoedsleven van
den Javaan te beoordeelen.
Het heeft hem getroffen, dat de recruut zich zoo spoedig wist te
schikken in al dat nieuwe, onbegrijpelijke; welnu niets is gemakke
lijker te verklaren;in iedere Javaansche kampong bevinden zich
tal van gepensionneerde militairen, die, door hun pensioen zeker aan
zien bezittende, de, hoewel niet altijd vertrouwbare, vraagbaak zijn van
de jonge landgenooten, die plan hebben zich voor het leger te doen
aannemen. Zoo geheel vreemd is hij dus in de kazerne niet. Bo
vendien is de Javaan, die zich laat werven, in den regel niet van de
beste soort, heeft öf iets op zijn geweten, dat hem een verder ver
blijf in zijn kampong moeilijk maakt, öf wel hjj verkiest, door luiheid
tot hongerlijden gekomen, een betrekkelijk gemakkelijke manier om
aan den kost te komen (soldaat worden) boven een harden sawah-
arbeid met weinig eten.
Zoo'n ideaal, onbedorven, onontgonnen bouwveld ligt dus niet voor
ons, wanneer Kromo bij zijn intrede in de militaire wereld door ons
tot soldaat moet worden gemaakt.
Is het wonder, dat hij zich spoedig thuis voelt bij zijn rasgenoo-
teD, met wie hij steeds zijn eigen taal spreekt, dat hij gaandeweg
zijn gedachten in de neventaai, het Maleisch, leert uitdrukken en
dat door de nieuwe positie, waarin hij zich geplaatst ziet die on
vermijdelijk een gevoel van opheffing boven het peil zijner vroegere
dessagenooten moet ten gevolge hebben, en in welke militaire positie
hij alras bemerkt, dat er bij gemis aan onderdrukking, voor de hem
in het bloed zittende onderdanigheid, weinig of geen plaats meer
is, doch daarvoor in de plaats is getreden de voorgeschreven eerbied
en gehoorzaamheid aan superieuren, die, in tegenoverstelling van zijn
vroegere hoofden, zoowel zijn rechten beschermen als zjjn plichten
van hem eischen, zie, dat daardoor al spoedig een ander Javaan ont
staan moet, dan het „schuw bedeesd dessajongetje, dat zich zoo vreemd
gevoelde" zal wel niemand bevreemden.
Haar, dat hij in dien eersten leertijd niets anders leerde dan wat
kazernetaal en ongemanierdheid van de blanda's en alleen zijn na-