378 moreele effect van het optreden van den vijand, dat grooter zal zjjn naarmate dat optreden getuigt van grooter Btoutheid en zelfvertrouwen, terwijl ook zijne bewapening en het meer of minder doelmatig gebruik, dat hij daarvan maakt, van invloed zal zijn. Dat men een hande lenden vjjand in plaats van eenige doode doelen tegenover zich heeft, zal steeds het kenmerkend onderscheid blijven tusschen oefening en practijk, daaraan moet in hoofdzaak worden toegeschreven het verschil in uitkomsten op oefenings- en oorlogsterrein. Die machtige factor zal storend werken zoodra het bij de vredesoefeningen geleer de wordt toegepast, de meest zorgvuldige oefening vermag hiertegen weinig of niets. Karaktereigenschappen, het is al gezegd, moeten waar borgen dat de door oefening verktegen kundigheden ook tegenover den vijand zullen worden benut. Maar de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de vijand zal optreden zullen wel degelijk van invloed kunnen en moeten zijn op de methode van onderricht in vredestijd. Immers daardoor wordt bepaald welke doelen men in 't gevecht tegenover zich zal hebben, hoe deze zich in het terrein zullen voordoen en ook welke vuursoorten practisch bruikbaar zullen zijn; gegevens waarmede men bij de oplei ding in het schieten deugdelijk rekening zal moeten houden. Als men dit toegeeft, dan zal men het moeten billijken dat ik, al leen reeds op deze gronden, eene andere methode van opleiding tot oorlogschutters wensch dan de in Europa gebruikelijke. Ook onze buitengewoon lange oefeningstijd komt hier in aanmerking. Immers wij kunnen dientengevolge eischen stellen, waaraan men bij Europee8che legers niet denken kanmen is daar door den korten oefeningstijd gedwongen om zich tot het hoogst noodige te beperken. Als men 't aanmerkelijk verschil in dieptespreiding beschouwt, dat er bestaat tusschen bundels, geschoten door goed geoefende en door minder goed geoefende schutters, dan is het duidelijk dat wij den langen diensttijd moeten benutten om door degelijke oefening te komen tot de minst mogelijke spreiding. Ten slotte moet nog nadrukkelijk gewezen worden op het feit, dat ons soldatenmateriaal ten eenenmale verschilt van dat der Europeesche legers, terwijl ook ons oefenings stelsel door geheel andere factoren wordt beheerscht dan het hunne. Men denke aan onze recrutenbataljons, waar het gros onzer soldaten,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 392