382 - geleerd geoefend worden in het vuren, zoowel in gesloten als in ver spreide orde. Yerder verwijst 86 naar de Recrutenschool. Op de daar voorge schreven houding heb ik eene aanmerking. Een schutter, die niet bijzonder breed geschouderd is, zal, als hij de voorgeschreven houding aanneemt (waarbij het lichaam een hoek maakt van iets meer dan 45° met bet verticale vlak, waarin 't geweer bij den aanslag moet komen te liggen), noodwendig de kolf van het geweer tegen den boven arm moeten steunen. Dit is echter terecht verboden omdat dan 't geweer minder vast ligt en bij het aftrekken moeilijk vermeden kan worden, dat de arm en daarmede het geweer bewogen wordt. Bij de houding, die, volgens het voorschrift op de schietoefeningen met het Beaumontgeweer, werd aangenomen, waarbij het lichaam een aanmerkelijk kleineren hoek maakte met het vlak waarin 't geweer bij den aanslag kwam te liggen, kwam het besproken euvel reeds veelvuldig voor, nu zal het bepaald regel worden. Men denke ook aan den vóór den schouder liggenden ranselriem en de fatale knoop, die daar de attila versiert. Het komt mij voor dat eene gemakkelijke hou ding hoofdzaak is en dat dus rekening gehouden moet worden met den bouw van den man. Bepaalt men omtrent de houding, dat de linkerhiel op zijn plaats blijft, dat het lichaam gelijkelijk moet rusten op beide voeten, die ongeveer 2 d.M. van elkander staan, en dat de kolf van het geweer in de schouderholte moet worden geplaatst, dan wordt den man vol doende vrijheid gelaten om de houding aan te nemen, die voor hem 't gemakkelijkst is, terwijl fouten tengevolge van overdreven vrijheid zijn uitgesloten. De linkerhiel mag niet verzet worden om den man bij het gesloten vuur op zijn plaats te houden. Het voorgeschrevene in 87 kan bij deze houding geheel in toepassing komen. Omtrent het aanleggen in knielende en liggende houding 88 en 89) zij opgemerkt, dat bij het knielen de rechtervoet zooveel achterwaarts moet worden geplaatst, dat 't bovenlijf voldoende in front blijft om de kolf in de schouderholte te kunnen plaatsen en bij het liggen, dat om dezelfde reden de schuinsrechtsche stand van het lichaam niet overdreven mag worden. Hetzelfde geldt voor 9*2 waar voorgeschreven staat den rech-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 396