390
beschuldigen van overdreven eischen, als ik voor de schietopleiding
van den recruut 200 patronen, in 9 maanden, noodig acht. Wanneer
de recruten al deze oefeningen met succes hebben doorloopen, dan
Kan worden gezegd, dat zij als middelmatige schutters bruikbaar zijn
bij de veldbataljons. Dan zal het niet meer voorkomen dat de korte
lings afgerichte manschappen zonder vertrouwen in hun vuurwapen
en in eigen schietvaardigheid te velde gaan, dat bij de geringste
aanleiding in 't wilde wordt gevuurd.
Welke oefeningen, is nu de vraag, moeten bij de veldbataljons
worden doorloopen. Het doel van die oefeningen moet zijn de reeds
verkregen vaardigheid in het schieten op te voeren. Vroeger stipte
ik reeds aan, dat de schietoefeningen gedurende het geheele jaar
moeten worden gehouden, het is toch te dwaas om gedurende een
deel van het jaar die oefeningen te staken, stilstand is ook in deze
achteruitgang. Men zal toch wel niet willen beweren dat in de zoo
genaamde natte moesson niet geschoten kan worden Algemeen
toch is bekend dat in menig deel van ons koloniaal rijk de natte
moesson geheel of gedeeltelijk samenvalt met het tegenwoordige
schietseizoen. Ook het onderhoud van materieel en schietbanen eischt
volstrekt geen staking der oefeningen. Dat bij militielegers slechts
een deel van het jaar geschoten kan worden, mag voor ons nog geen
reden zijn om dit noodzakelijk kwaad na te volgen. De schietoefe
ningen der infanterie worden verdeeld in individueele en gezamenlijke
oefeningen. Het spreekt van zelf dat de laatste hoofdzaak moeten
zijn, want slechts in zeer enkele gevallen zal de man te velde geheel
alleen één of meer schoten afgeven. Men vergete toch niet dat het
geheel alleen en ongestoord schieten naar de schijf een slechte voor
bereiding is voor het vuur, dat in het gevecht regel zal zijn. Weer
spreek ik niet van den moreelen factor, maar van al de andere ongunstige
factoren, die bovendien nog op het vuur zullen inwerken. Toch kunnen
de individueele oefeningen, zooals ik boven reeds aantoonde, ook bij
afgerichte manschappen niet geheel worden weggelaten. Ik zou daarom
wenschen, dat bij de veldbataljons zoo mogeljjk, elke week één
maal een gezamenlijke oefening werd gehouden en bovendien één
maal in de twee weken een individueele oefening. Daarvoor zullen
ongeveer 350 a 400 patronen per man en per jaar noodig zijn.