403 Kassala 1); zij hadden Egyptische bezetting. Deze garnizoenen zijn nagenoeg nimmer in contact met den vijand gekomen; toch waren zij yan groot nut. De veiligheids- en ophelderingsdienst toch waren toevertrouwd aan bevriende Arabische stammen, zoodat vóór de gere gelde garnizoenen tal van bevrienden de Bayudawoestijn op den linker Nijloever observeerden, terwijl tusschen de Nijl en de Atbara de pun ten El Pasher, Gos Rejeb en Adarama op gelijke wijze de taak van het Engelsch-Egyptische leger verlichtten. Yan den vijand wist men, dat zijne voorhoede zich onder Osman Digna en Mahmud bij Shendi moest bevinden. Einde Februari heette het, dat voortdurend kleinere en grootere benden van Osman Digna's macht naar het Noorden oprukten met 't doel iets tegen Berber te ondernemen. Yeel geloof hechtte men in des Sirdars leger niet aan die tijdingen en vooral het plan om Berber aan te tasten, meende men als zeer onwaarschijnlijk te mogen beschouwen. Immers, als Osman zich dit tot doel had gesteld, dan zou hij het wel getracht hebben uit te voeren in den afgeloopen herfst, toen Berber slechts zeer zwak was bezet, en niet nu het leger van den Sirdar zich in de onmiddellijke nabijheid van die plaats bevond. Het leger van den Sirdar, Sir Kitchener, telde aan infanterie vier brigades, n. 1. ééne Britsche en drie Egyptische; de Egyptische brigades vormden één divisie onder de bevelen van generaal-majoor Hunter. Divisie Hunter: le brigade, Comdt. L'. Kol. Macdonald., bestond uit 9e Soedaneesche bataljon, Comdt. Walter Bey. 2) 1) Kassala ligt in Abyssinië; het is met 'toog op de invallen der Derwischen aan Egypte afgestaan. 2) Ter verklaring van de in vele beschrijvingen achter de Egyptische eigennamen vermelde titels, diene het volgende Bimbashi beduidt majoor. Kaimakam overste. Bimbashi noemt men den aan den bataljons comdt. (Bey) ondergeschikten Britsclien officier. Inderdaad is deze Bimbashi een Britscli subaltern officier. De Kaimakam is een kapitein of majoor van Britsclien landaard. Meldenswaardig is nog, dat in Egypte de Britsche officieren reeds op jeugdigen leeftijd tot een groot commando worden geroepen. Zoo is de Sirdar thans 48 jaar Hunter werd, 39 jaar oud zijnde, generaal-majoor. Majoors, die eene brigade, kapiteins, die een bataljon aanvoeren is geen uitzondering.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 417