423
C. Geneeskundig onderzoek van alle vrouwen lij eerste toelating
als huishoudster in de kazerne.
Bovendien zal men wel doen zich toch steeds te wenden tot de
civiele autoriteiten om inlichtingen omtrent het gedrag der toe te laten
vrouwen, al valt het geneeskundig onderzoek ook gunstig uit.
Bij onzedelijk gedrag ga men onverbiddelijk tot verwijdering uit
de kazerne over.
1). Het bestraffen van militairendie, door eene venerische ziekte
aangetast, zich niet intijds hebben ziek gemeld is, naar mijn over
tuiging, ondanks de nadeelige uitwerking, die opsluiting in politiekamer
niet zelden op de gezondheid der pas herstelde manschappen uitoefent,
niet anders dan een nuttige maatregel te noemen.
Deze straftijd kan tevens uitmuntend gebruikt worden ter nabe
handeling van een druiper, zoodat de verbljjftijd in het hospitaal
dus voor deze manschappen bekort kan worden. Hieruit vloeit als
van zelf het hooge belang voort van het „voeling houden" van den
hospitaal-geneesheer met den garnizoensdokter.
E. Het gelasten van militaire patrouilles, vooral op soldijdagen,
met het bijzondere consigne te waken tegen onzedelijke handelingen
van militairen op straat tegenover, meestal rondom cantines zwervende,
prostituées en om militairen uit voor hen verboden stille huizen
te verwijderen.
Een samenwerking van militaire patrouille en politie-ronde is daartoe
zeker het meest doeltreffend.
F. Andere maatregelen
Reeds terloops werd gewezen op de mogelijke besmetting der
manschappen door niet als huishoudster ingeschreven bezoeksters;
deze bezoeken scherp te controleeren verdient dringend aanbeveling.
Yoorts moet het buiten de kazerne wonen van militairen met speciale
betrekkingen slechts bij hooge uitzondering worden toegestaan. Eindelijk
kunnen: geregelde bezigheid, wering van zedebedervende lectuur uit
militaire bibliotheken, het onderhouden van godsdienstig gevoel be
langrijke hulpmiddelen tegen uitspattingen op geslachtelijk gebied zijn.
De krachtdadige hulp van de geestelijken van de verschillende
godsdienstige gezindten in deze is onmisbaar en zal, zonder twijfel,
door de militaire overheid steeds zeer worden op prijs gesteld.
28.
Dl. I, 1899.