HET DEPARTEMENT VAN OORLOG Ii\ NEDERLAND EN IN INDIë. Gelijk verwacht kon worden heeft de schrijver der brochure „Sa mensmelting der Officierskaders. Verbetering door bezuinigiug", niet lang laten wachten op een beantwoording der lezing van den kapitein van den Generaleu Staf Michielsen. Zooals wij reeds in een vorige aflevering van het Indisch Militair Tijdschrift meiedeelden, ligt het in de bedoeling der Redactie om, nu de zaak der fusie in handen van een deskundige commissie is gesteld, zich van besprekingen te onthouden. Ook thans zouden wij na het laatstste artikel van den schrijver in de 3ae aflevering van de „Militaire Spectator" het zwijgen blijven bewaren, indien ons daarin niet een zóó onjuiste voorstelling van feiten had getroffen, dat het ons noodzakelijk voorkomt al dadelijk de pen op te vatten. Op bladzijde 150 van het Spectator artikel komt n. 1. de volgende zinsnede voor „Op diezelfde bladzijde zegt kapitein M. verder: „dat hij onze „meening niet kan onderschrijven, dat de totale sterkte aan Ind. of- „ficieren ook om andere dan de reeds opgenoemde redenen (d. w. z. „door de gedetacheerde en met verlof aanwezige Ind. officieren) zou „kunnen verminderen". Tevens achtte hij het indertijd door ons „aangehaald voorbeeld niet gelukkig, toen wij aantoonden, dat in de „fusie verschillende functiën, thans door officieren waargenomen, zou- „den kunnen vervallen." „Dit verschil van inzicht kan hier moeilijk worden opgelost. Toch zou het ons niet bevreemdendat liet ook onzen lezers moet zijn opgevallenhoe groot het verschil is tusschen het aantal geëmployeerde officieren aan het Departement van Oorlog alhier (25) en dat van Indië (66); en nog sterker komt dit uit, wanneer men in aanmer king neemt, dat het Ind. Marine-Departement met slechts II „zeeofficieren kan volstaao."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 449