464 wenschte; immers het Tangaojikameer en de daaraan grenzende niet- Britsehe bezittingen maakten het den Ergelschman onmogelijk van het Zuiden naar de Boven-Nijl op te rukken. Wel verkreeg de Britsche regeering door de Afrikaansche conventies van '90 en '91 met Italië en Duitschland, dat die beide rijken Engelands aanspraken op het gebied van de Opper-Nijl erkenden, maar Frankrijk erkende die beweerde rechten nimmer. De in '94 over deze aangelegenheden gevoerde onderhandelingen stuitten af op de door de Fransche regeering verkondigde meening, dat niet Engeland, maar alleen de Turksche sultan rechten op den Soedan kon laten gelden. In '95 werd het Fransch-Congoleesch verdrag gesloten, waardoor voor Frankrijk de weg naar de Boven-Nijl gebaand werd. Spoedig werd eene expeditie onder Liotard uitgezonden ter bescherming van de Fransche belangen aan de Boven Oebangi, de Fransche vlag werd te Tamboera geplant. Liotard ging terug naar Semio, ver deelde daar zijne macht, gaf het bevel over een der afdeelingen aan den toenmaligen kapitein Marchand, stelde zich zelf aan het hoofd der tweede en beide colonnes rukten landwaarts in om langs verschillende wegen naar Meshra- er- Rek te marcheeren. Tengevolge van de uiterst moeilijke communicatie met de centra van beschaving op Afrika's Westkust, bleef Frankrijk maanden lang zonder bericht van de expeditie Liotard-Marchand. Voor bet eerst na geruimen tijd kreeg het tijding daarvan, nadat de Sirdar aan Marchand te Fashoda een bezoek had gebracht. Hier zij opgemerkt, dat, nadat Sir Kitchener bij Omdurman de Derwischen verslagen had, dezen was medegedeeld geworden, dat zich te Fashoda blanken hadden gevestigd. Onmiddellijk was Kitchener naar Fashoda gestoomd, ge volgd door eene geringe macht (omstreeks 10 Sept.). Hij had er Marchand met zijn klein troepje Senegaleesche tirail leurs aangetroffen, hem verzocht de plaats te ontruimen en de Fransche vlag neer te halen. Marchand had in beleefde termen te kennen gegeven, dat hij het beter oordeelde te blijven, en dat hij zich, daartoe genoodzaakt, krachtig zou verdedigentegen het hijechen van de Britsche of liever van de Egyptische vlag zou hij zich, gelet op zijn numerieke minderheid, niet verzetten. Dank zij het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 478