476 uit de verschillende wapens bestaande, hetzij dat zijne kennis van de Westersche talen te wenschen overliet, hetzij dat zijne bedreven heid in het paardrijden onvoldoende was. Dit mogen allen eischen zijn, die men in billijkheid aan een hoofdofficier mag stellen, het moge zelfs dringend noodzakelijk zijn om aan hen, die hierin te kort schieten het „tot hiertoe en niet verder" toe te roepen, maar dan zorge men ook, dat de positie van dezulken financieel althans zoodanig geregeld zij, dat zij niet met een verbitterd gemoed dat leger verlaten, waarin zij met zooveel illusiën binnentraden, gedrukt door voortdurende financieele zorgen. Dan vergunne men hun naar het moederland terug te keeren om de opvoeding hunner kinderen te voltooien, maar niet met een pensioen vanf 2000. Nog onlangs roemde de heer Haeselman in zijne reeds aange haalde brochure„Lotsverbetering voor de ambtenaren bij het Bin- nenlandsch Bestuur in Nederlandsch-Indië", de prompte, mannelijke uitvoering van gegeven bevelen, die men in den militairen dienst kan waarnemen en stelde deze tegenover den slendergeest, lang zaamheid en slaapbroek-kabaai manier in den civielen dienst en noemde lotsverbetering een der geneesmiddelen voor de krankte, waaraan het korps ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur lijdende is. Is dit werkelijk een der middelen, en daaraan valt niet te twijfelen, waar ook de vroede mannen in Nederland's hoogste vergaderzaal unaniem hunne ingenomenheid te kennen gaven met de voorgestelde tractementsverhoogingen (alleen achtten sommigen haar niet groot genoeg), daar mag men wel hoog opzien tot het Indische leger, welks officieren op zoo „prompte, manneljjke" wijze hun plicht ver vullen, niettegenstaande hun financieele positie over het geheel geno men even slecht, doch in de lagere rangen nog slechter is dan die van de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur. Edoch men houde den boog niet te lang gespannen. Zooals de officieren zijn, zoo is het leger. Yoor het Indische leger geldt evenals voor het Duitsche „der Geistder Armee sitzt in ihren Offiziers". En hoe kan de aanvoering goed blijven als de aanvoerders door zorgen gedrukt en onder financieele lasten gebogen gaan?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 490