485 schrijving van den richtbok voor den soldaat geschreven is. Blijkbaar kent hij de door hem genoemde „echt oud Hollandsche breedsprakige artikelen, die door onnoozelheid uitmunten", slechts onvolkomen, anders zou hij weten, dat in 4 staat; „Van den soldaat wordt geen theoretische kennis vereischt; zijne vorming tot schutter moet practisch geschieden". Het grappige van de uitdrukking, dat er moet gestreefd worden naar den aanplant van schaduwrijk geboomte (blz. 863), is mij niet duidelijk. Daar dit niet overal mogeljjk is, zal het nog wel eens moeten worden nagelaten. De bedroevende uitkomsten van het schieten voor een groot deel te wijten aan het feit, vermeld op blz. 49 V.V., n.l. dat het wel eens kan gebeuren, dat een geweer tijdelijk tot 5 d.M. te hoog of te laag draagt, gaat m. i. niet aan, want de schutter kan die fout leeren kennen en haar redresseerenen dat dit slechts zelden voor komt, moge daaruit blijken, dat van de +210 nieuwe geweren, die ik indertjjd bij mijne compagnie ontving, er slechts één was, dat onregelmatig droeg. De minder goede uitkomsten moeten dan ook vermoedelijk in hoofd zaak geweten worden aan de onvoldoende oefening der troepen in het nemen van het drukpunt. Vele soldaten drukken wel eenigs- zins door, maar niet voldoende, zoodat dan bij het werkelijk aftrek ken meestal een weinig gerukt wordt; de onderwijzer kan deze fout als zij klein is, zeer moeielijk opmerken, vooral als de schutter de beide voorste vingers om den trekker plaatst. Verbetering kan m.i. alleen de toekomst geven, als de soldaat meer gewoon raakt aan en handigheid krijgt in het gebruik van het nieuwe geweer. De meening van Slagpin, dat het hoofdstuk „Theorie van het schot" voor onderofficieren te veel geeft, kan ik niet deelen. Goed uitge legd, zal dit hoofdstuk door Eur. sergeanten meestal wel begrepen worden, terwijl voor onderluitenants een goed begrip en deugdelijke kennis van het hier medegedeelde zeker noodig maar ook voldoende is. Voor de overige opmerkingen van Slagpin verwijs ik weer naar het boven reeds aangehaalde gedeelte van 4. Met de opmerking (blz. 864), dat de voorbereidende schietoefe ningen in de recrutenschool thuis behooren, kan ik mij wel veree-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 499