486 nigen, vooral nu ook het bajonetschermcn daarin eene plaats heeft gevonden. Bepaald noodzakelijk acht ik dit echter niet. De daarop volgende opmerking luidt aldus„Hoe komt men toch „aan het dwaze idee, dat een recruut het schieten pas moet leeren „als hij afgeëxerceerd is en bij eene compagnie ingedeeld? Door eene „andere regeliDg van de opleiding bij de Depot-Bataljons is het zeer „goed mogelijk om den recruut, die de handgrepen doorloopen heeft, „ook te laten aanvangen met de voorbereidende schietoefeningen, „welke niet alleen moeten bestaan in het richten, en het schieten „met kamerschietgeweren, doch wel degelijk ook in het schieten „van eene reeks oefeningen met scherpe patronen". Bij eerste lezing denkt men, dat Slagpin niet weet, dat de voor bereidende schietoefeningen ook bij de Depot-Bataljons worden onder wezen. Aannemende echter, dat hij dit wel weet, en dat de recruut niet nadat hij de handgrepen doorloopen heeft, maar wel reeds kort nadat hij daarmede begonnen is ook met de voorbereidende schiet oefeningen begint, zoodat hij de eerste oefening daarvan doorloopen heeft, als hij overgaat tot het 3e artikel, 2e afdeeling, II Hoofdstuk, R. S., heeft vermoedelijk de uitdrukking „dwaze idee" alleen daarop betrekking, dat S. het noodig vindt, den recruut, alvorens deze naar een Yeld-Bataljon overgaat, ook eene reeks oefeningen met scherpe patronen te doen schieten. De vraag over het al of niet wenschelijke daarvan laat ik gaarne in het midden, daar volgens mijne meening de nadeelen vrij wel opwegen tegen de voordeelen. Een pas afgericht recruut toch, die bij een veldbatajon aankomt, is in den eersten tijd niet geschikt om te velde te gaan, daartoe moet hij nog te veel leeren, vooral marcheeren. Die leertijd vormt dan eene uitstekende gelegenheid om ook de noodige kennis van het schieten op te doen, terwijl 117, goed toegepast, voorkomt, dat te jonge soldaten te velde trekken. Laat men nu den recruut voor zijne africhting eene reeks oefeningen met scherpe patronen doorloopen, zoo zal hij, bij het veldbatajon aan komende, bijv. dadelijk geschikt zijn om deel te nemen aan de gezamenlijke schietoefeningen, hetgeen voor den geregelden gang der oefeningen bij eene compagnie wel van belang is. Het nadeel hiervan is echter, dat de man weer zoo veel langer recruut blijft,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 500