490
register, goed ingericht, den Compies. Ot. gelegenheid geeft een oordeel te
vellen over de schietkunst van elk zijner onderhebbenden; dit is
vooral hier in Indië, met zijne veelvuldige overplaatsingen van offi
cieren en doorgaans sterke compagnieën, zeer gewenscht. En dat hij
dit oordeel kunne vellen, is bijv. noodig om de achterlijken te leeren
kennen en zoodoende in de gelegenheid te zijn, dezen, door het doen
houden van voorbereidende schietoefeningen, buiten de uren voor de
gewone oefeningen bestemd, in de schietkunst te onderwijzen. Na
October 1897 heb ik dezen maatregel toegepast, door alle schutters
mijner compagnie, die op het einde van het schietseizoen 1897 nog
in de 2e klasse waren, de voorbereidende schietoefeningen nog eens
te doen doorloopen (gewoonlijk twee maal 's weeks van 11 ll3/4
V. M.) en ik kan Slagpin verzekeren, dat deze bij den aanvang van
het schietseizoen 1898 in 't algemeen beter schoten.
De opmerkingen ad 2e en 6e ben ik, behoudens het lastige van
het overzicht in het nieuwe schietregister, met Slagpin eens.
Dat het onder 5e genoemde weer een der uitdrukkingen bevat, waar
aan gevoegelijk den naam „ondoordacht", gegeven zou kunnen wor
den, moge hieruit blijken, dat het nemen van het daar bedoelde
gemiddelde het eenige middel is om te beoordeelen of eene oefening
al of niet te moeielijk is. Uit het in het voorloopig voorschrift
gegeven model van „Verzameling der Overgangen" kan Slagpin zien,
dat de 2e oefening verreweg de moeielijkste der 2e klasse is. Is
eenmaal het voorschrift gedurende een paar jaren toegepast, dan
kan deze verzameling uit het schietregister vervallen (ad 4e).
Het ad le genoemde eindelijk, heb ik nooit opgemerkt, doch in
tegendeel altijd waargenomen, dat het schietregister voor iedereen
zeer begrijpelijk was, zoodat de samenstellers (in 1888 meen ik),
daarvan alle eer hebben.
Aan het slot zijner beschouwingen gekomen (blz. 868) geeft
Slagpin in 't kort aan, wat z. i. een schietreglement moet behelzen.
Ik moet eerlijk bekennen: eenvoudiger kan het haast niet. De
opmerking omtrent het schieten met kamerschietcylinders heb ik
echter niet goed begrepen, daar hetgeen S. hier voorstelt in hoofd
zaak reeds bepaald is bij de Infanterie Order No. 5 van 1897.
Overigens is bij de wijze van schieten bij de compagnieën aan het