531 „hebben, maar toch gaat men er ongaarne toe over, fraaie rij-ofwagen- „paarden aan de kunstbewerking te onderwerpen, daar men in de meening „verkeert, dat het dier te veel van zijn temperament verliest; dat in „deze gemoedsbezwaren op den voorgrond zouden treden in verband staan- „de met hun geloof, heb ik nimmer kunnen opmerken. „De inlanders nemen dus ten opzichte van de onderwerpelijke kwestie „vrij wel hetzelfde standpunt in als de meeste Europeanen; ook onder „hen treft men helaas nog tal van tegenstanders aan. „Dergelijke paarden nu doen aan de zaak weinig kwaad omdat ze in „den regel goed gebouwd zijn, waarbij nog komt, dat ze beter onder „controle staan en de eigenaar er niet in toestemt ze te laten dekken, „vreezende dat de dieren te lastig zullen worden. „Er zijn echter nog andere omstandigheden in het spel, die oorzaak „zijn dat de minder goede en slechte hengsten niet voldoende ter cas tratie worden aangeboden „le, vermindert de handelswaarde der dieren na de castratie; „2e, lijden de meeste houders van hengsten schade door de kunstbe werking. „Wat betreft het eerste punt, zij opgemerkt, dat niet de ruinen, die „aan inlanders als pedati of bendy-paard worden verkocht, in waarde „dalen, maar wel die, welke voor het leger geschikt blijken, omdat de „meening, dat het Gouvernement geen ruinen aanneemt er nog steeds „inzit en niemand zooveel voor hun paard betaalt als het Gouvernement. „Vroeger toch gold het voorschrift van enkel hengsten voor het leger „aan te koopen; sinds een paar jaar is dit echter gelukkig anders. „Veel nadeel is der zaak ook toegebracht toen er onlangs in de Pa- „dangsche bovenlanden draagpaarden voor Atjeh moesten worden aange- „kocht en de betrekkelijke instructie tot groote verwondering en laat „ik er maar bijvoegen - ergernis van een ieder, die een greintje kennis „van de paardencultuur bezit, het voorschrift inhield van„geene ruinen „aan te koopen". De eigenaren van goede ruinen, die nu eens een mooie „gelegenheid meenden te hebben, om een flinke prijs voor hun dieren „te maken, werden door een Gouvernements-commissie afgewezen, omdat „ze daartoe indirect door de Regeering aangemoedigd, zich er voor had- „den laten vinden, hun hengsten die ongetwijfeld aangekocht zouden „zijn geworden te doen castreeren. Onmogelijk te beschrijven, hoe teleur gesteld en verbitterd ze met hun ruinen naar de kampong terugkeerden, „in zichzelf de duurste eeden zwerende, zich nimmer meer met castratie „te willen bemoeien. „Wie toch zulke dwaze voorschriften in het leven roept! Een ver standig mensch zou juist ruinen prefereeren voor dergelijke diensten „en zeer zeker, als ze voldoende verkrijgbaar waren, uitsluitend ruinen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 545