532 „nomen. Ik kan me niet anders denken, dan dat de zoogenaamde „tweede- yfrandswetenscliap", die der Indische hippologie al zooveel kostbare parten „heeft gespeeld, weer eens aan het woord is geweest, want het is onmo gelijk, dat een deskundige zich aan dergelijke grove fouten, die in hun „gevolgen van zoo'n vèr strekkenden aard zijn, zal schuldig maken. Het „wil me dan ook voorkomen, dat aan de organisatie van den militair- „veterinairen dienst, wiens taak het toch in de eerste plaats is, om er „voor te waken dat dergelijke voorschriften niet worden uitgevaardigd, „zeer tot schade van den lande, nog heel wat mankeert. „Het tweede punt heeft in hoofdzaak betrekking op eigenaren van „huurpaarden, hetzij deze voor pedatis of bendys, hetzij als pikolpaard „worden verhuurd, want bij castratie van deze dieren worden ze ge durende minstens twee weken aan de kostwinning onttrokken. „Bij sterfte krijgt de eigenaar wel is waar zijn dier vergoed, doch „niemand stelt hem schadeloos voor het verlies, dat hij lijdt, doordat „zijne dieren gedurende 2 of 3 weken niets doen. „Daarbij zijn ze in den regel geen houders van merries en hebben „dus bij een algemeen toegepaste castratie geen direct belang. Nu zijn „het juist deze meestal slecht gebouwde hengsten, die het meest kwaad „stichten, daar ze op de plaatsen van bestemming of waar ze overnachten, „worden uitgespannen en meestal losgelaten, zoodat ze dus vrij spel „hebben om mee te werken aan de instandhouding van de soort. „Door het Gouvernement is wel iets gedaan om de castratie te be vorderen, doch het zijn maatregelen, die betrekkelijk weinig uitwerken. „Zoo is onder anderen een bepaling in het leven geroepen, dat hengsten, „boven den leeftijd van 1 jaar, niet mogen losloopen, natuurlijk met de „bedoeling om te voorkomen dat nog te jonge dieren en rijp en groen „aan de voortteling deelneemt. Ongetwijfeld is dit een zeer goede be maling, de vraag is maar, hoe moet ze worden gehandhaafd „Meer dan eens zag ik ze vrij rondloopen en daar, waar aan dezen „maatregel nog de hand werd gehouden, zag ik den hengst aan een „lang touw gebonden, in de sawah of op andere plaatsen, waar nog „gras was te vinden. Men is niet gewoon de dieren te stallen, dit is den „eigenaar te lastig, daar hij dan zelf gras moet snijden en wijl de „merries wèl losloopen, behoeft het geen verder betoog dat deze in dagen „van hengstigheid den hengst zelf opzoeken en weten te vinden ook. „Of er meer gedaan kan worden om de castratie algemeen temaken? „Mijns inziens wel; ook anderen hebben in deze richting wel voorstel den gedaan. Men zou bijvoorbeeld eene belasting kunnen stellen op „hengsten en de goede exemplaren, vooraf gekeurd door een veearts, daar van vrij stellen, zoodat het belang van den eigenaar meebrengt om er „geen hengsten op na te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 546