WENKEN VOOR DE PRACTIJK.
Gedenkdagen. Toen de couranten de aandacht erop vestigde)), dat 16
April jl. den 50 jarigen herinneringsdag zou wezen van de inname van
Djagaraga op Bali, spoorde ik een kapelmeester aan om den marsch, die
ter eere van dat roemrijke wapenfeit gecomponeerd is, in te studeeren
en op dien datum ten beste te geven. De kapelmeester had daar oor
naar, maar het mocht hem niet gelukken den marsch machtig te worden.
De couranten schonken aandacht aan het gouden leest, maar het leger
bleef er koud onder, het schijnt weinig te voelen voor het vereeren van
zijne groote mannen van weleer. Dat is niet mooi, niet edel, niet
practisch ook.
Naar mijne meening zou het archief van ieder muziekkorps alle
marschen moeten bevatten en in eere houden, welke gecomponeerd zijn
bij gelegenheid van krijgsgebeurtenissen, die recht hebben door het leger
met zelfbewusten trots, herdacht te worden. Zijn die marschen, uit een
muzikaal oogpunt bepaald niet mooi te noemen, dan verbetere een des
kundige ze zoo noodig. Vervolgens moest elk kapelmeester een lijstje
hebben van de gedenkdagen, en tegen de herinneringsdata de herin-
neringsmarschen op de programma's doen verschijnen, met vermelding
b. v. als volgt
Djagaraga-marsch (16 April 1849).
Boni-marsch (6 December 1859).
Wel het land dat zijne groote mannen eert!
Si A nou.
Geschiktheid voor den hoogeren rang. Is er eene andere beschaving en
leven wijze te eischen van den luitenant en van den kapitein, eene an
dere van den majoor en van den overste of kolonel Zijn geestvermogens,
welke voldoende zijn voor den luitenant, het niet voor den kapitein, vol
doende voor den majoor het weer niet voor den overste Kan het
militair voorkomen dat voldoende is voor elk dier rangen onvoldoende wor
den voor den naast hoogeren rang? Is het aan te nemen dat de physieke
geschiktheid voor den dienst in het algemeen en voor dien te velde
in het bijzonder voldoende is voor den kapitein te voet en toch onvoldoende