49
Ook de nacht van 8 op 9 Augustus ging voor het bivak Lho
Igeuëh ongestoord voorbij. Te 12 uur 15 V. M. kreeg men daar
bericht dat T. Oemar in Geudè Reumbajan zou zijn, en T. Bin
Peukan in de Koeta Reumbajan, 300 M. verder. Om den vijand
te overvallen rukten te 2 uur 15 V. M. de divisie mareehaussées en
drie compagnieën van het 2de Baton. onder Majoor van der Wedden
daarheen. Te 5 uur 15 werd de troep dicht bij den Geudè door
eenige Atjehers ontdekt en werd daarop de Geudè bij nadering ver
laten bevonden. Dadelijk wendden de mareehaussées zich nu tegen
de Koeta Reumbajan, die nog bezet bleek De Luitnt. Yis, die de
colonne vergezelde, sommeerde de bewoners naar buiten te komen,
doch kreeg een weigerend en uitdagend antwoord. De marechaussees
openden daarop het vuur, drongen naar binnen en legden 12 vijanden
neer, bij welke gelegenheid 1 Amb. fuselier sneuvelde en 1 Eur. sergeant,
1 Amb. fuselier en 1 dwangarbeider licht gewond werden. Het 2de Baton.
had intusschen een compagnie naar den tegenovergestelden rand
gezonden, welke zich, toen de mareehaussées het vuur openden, in
een loerg verdekt opstelde en van den vluchtenden vijand eveneens
een twaalftal neerlegde. Buitgemaakt werden l Beaumontgeweer,
2 repeteerkarabijnen, 15 voorlaadgeweren en vele blanke wapens.
Te 10 uur Y. M. waren de troepen in het bivak terug.
Het 3de Baion. haalde dien dag vivres van den Glé Gapoej zonder
door den vijand te zijn beschoten. Met een vivres-traneport van Segli
naar den Glé Gapoej kwam de 2deBevelb. mede, die met het 3de Baton.
naar Lho Igeuëh doorging en daar het commando van den Lt. Kol.
Koster overnam.
's Avonds te 7 uur 30 kwam te Segli bericht in, dat T. Oemar
weder in Masdjid Keumangan zou zijn. Het 14de Baton en een
compagnie van het 2d# Reserve Baion. onder majoor van Loenen te
11 uur Y. M. daarheen gezonden, vonden de masdjid verlateD, de
bevolking bijna overal aanwezig, en ontvingen geen schot.
Op den 10den Augustus werd een aanvang gemaakt met den aanleg
van den colonneweg van Lho Igeuëh naar den Glé Gapoej, waarvoor
het tracé door den tweeden bevelhebber werd aangewezen.
De chef van den Staf keerde dien dag met het korps marechaus-
Dl. I, 1899. 4.