59
opgevangen. Alleen T. Bin Keumala, die bij de nadering der
kloof reeds onmiskenbare blijken van angst had gegeven, had pech
en werd door zijne eigen landgenooten aangeschoten.
Naarmate de colonne steeg, verminderde het vuur des vijands en
hield eindelijk geheel op.
Een goed uur later, toen de voorste colonne den kam van den
eersten rug reeds bereikt had, kwam de colonne van Loenen met
den trein voor de kloof, na op de Blang Malo eveneens door
eenige vijanden te zijn beschoten. De versperring van boom
takken en stammen, door ons dwars over het voetpad gelegd,
om te voorkomen, dat deze afdeeling in de kloof zou doordrin
gen, hadden de Atjehers naar het schijnt verwijderd, en daar de
inkervingen op de boomen, door genie en marechaussees aange
bracht, niet dadelijk in het oog vielen, deboucheerde de voorste
compagnie uit het bosch. Het hevige vuur, dat de vijand op
haar opende en de zware versperringen gaven dadelijk zeker
heid, dat deze weg niet door de voorste troepen was gevolgd;
onmiddellijk trok overste van Loenen zich dan ook terug in
het beschermend boschterrein, van waar hij de vijandelijke stelling
onder vuur liet houden, totdat de goede weg gevonden was en de
trein gelegenheid had gehad om voorbij te marcheeren. Met 1 ge
sneuveld inl. fuselier, 3 gewonde minderen en 1 gewonde dwangar
beider werd de top van het gebergte bereikt en om 12 uur verbinding
gekregen met de voorste colonne. Deze was intusschen langs een soort
van pad in Zuidelijke richting voortgerukt, daarna afgedaald naar de
rotsachtige bedding van de kroeng Manteuë, waarna aan de over
zijde weder een nieuwe en nog hoogere rug beklommen werd om in
den rug der stelling in de kloof te kunnen afdalen. De zware hel
lingen en ravjjnen aan de Oostzijde van dezen rug maakten dit laatste
echter ondoenlijk; daarom werd besloten door het gebergte in algemeen
Zuidelijke richting voort te rukken en te trachten rechtstreeks de
vallei van Tamséh te bereiken. Zonder gevaar was deze tocht zeker
niet, daar geen der gidsen dit onherbergzaam terrein kende, en de
der vallei, evenals haar afstand van de plaats, waar wij ons
bevonden, slechts uit zeer globale gegevens bekend was. Van 's mor
gens 6 uur 30 tot s avonds zes uur werd bijna zonder rusten voortge-