- 67
van den mindere in den meerdere is bij het Indische keurkorps een
gebiedende eisch, wil het blijven staan op het hooge standpunt,
waarop het door den gewonen, maar flinken infanterieofficier is
geplaatst.
Een tweede vraag is 't, of het goed gezien is officieren van alle
wapens bij de marechaussees te plaatsen. Ik geloof ook dit ontken
nend te mogen beantwoorden. Ieder, die geen vreemdeling is in de
geschiedenis van de laatste jaren van den Atjeh-oorlog, zal het met
mij eens zijn, dat de taak der marechaussées bij uitstek tot het
gebied der infanterie behoort, ergo moeten de officieren van dat korps
ook bij uitstek doorkneed zijn in de werkzaamheid van het Indische
hoofdwapen, ik geloof, dat dit een heele eenvoudige, maar juiste
redeneering is. In hoeverre men daarin doorkneed is, door eene deta
cheering van een half jaar bij de grenadiers en jagers en drie maan
den bij een der bataljons, te Batavia in garnizoen, laat ik aan den
lezer over te beoordeelen. De eisen van oorlogservaring is absoluut
niet gesteld, alleen maar wil men, dat de cursus voor krijgskundige
studiën aan de Hoogere Krijgsschool met succes werd doorloopen.
Om eens een voorbeeld te noemen is een genieofficier, die gedu
rende een zestal jaren ingenieur was, daarna de cursus aan de Hoo
gere Krijgsschool met succes doorliep, en in die ongeveer elf jaren,
met groote tusschenpoozen, 6 en 3 maanden bij de infanterie diende,
eerder aan bod, en wordt dus meer geschikt geacht, want 's lands
belang gaat bovenal, om bij de marechaussees te dienen dan een
infanterieofficier, die elf jaar bij zijn wapen diende, waarvan een
drie of vier jaar misschien op het oorlogsterrein. Is dit u allen
duidelijk
Men zal mij tegenwerpen, dat de bedoeling is de officieren van de
marechaussees ook te belasten met de waarneming van het civiel
bestuur, en dat daarvoor dan toch de a.s. stafofficier meer geschikt
is dan een gewoon troepenofficier. Afgescheiden van het feit, dat
de dienst bij het korps hoofdzaak moet blijven, anders komt van dat
civiel bestuur ook niet veel terecht, beu ik het volkomen oneens
met degenen, die zoo spreken. Yoor zooverre mij bekend is, geeft
de krijgsschoolopleiding geen enkel motief voor die meeningen,
bewijzen de tegenwoordige titularissen, ook gewone troepenofficieren,