318
doeÜDg van het naschrift geenszins was te beweren dat disciplinaire
straffen niets te beteekenen hebben, doch wel dit, dat het feit van
dienstweigering in den militairen dienst zóó ernstig is, dat het geboet
moet worden met zwaardere straffen dan de disciplinaire autoriteit
tot hare beschikking heeft. Konden de in de Java Bode vermelde
argumenten opgaan, dan zouden de Krijgsraden voor afschaffing in
aanmerking kunnen komen, en alles ter disciplinaire correctie worden
overgelaten. In het thans vigeerend Crimineel Wetboek is tegen
dienstweigering zoodanige straf bedreigd dat alleen de Krijgsraad
bevoegd is, en dit laatste zal ook het geval zijn indien het ontwerp
van Prof. Yan der Hoeven gevolgd wordt. En daar nu in de memo
rie van toelichting op dat Ontwerp het aanvankelijk volgen van eenig
gegeven bevel, hetwelk nader eigenmachtig wordt prijsgegeven, geacht
wordt te vallen onder het begrip „dienstweigering", werd het wen-
schelijk geacht de aandacht te vestigen op de noodzakelijkheid omi
waar de mogelijkheid van eene andere opvatting was gebleken, ook
het niet blijven gehoorzamen in de wet te vermelden. Indien, toen
gecommandeerd werd: „in den arm 't geweer", de delinquent gewei
gerd had hieraan te voldoen, zou hij zonder twijfel voor den Krijgs
raad hebben moeten terechtstaan.
Nu hij eerst het commando volgde, doch vervolgens eigenmachtig
het geweer bij den voet zette, het gelid verliet en zich aan de ver
dere oefening onttrok, onder het uiten van woorden, die op een insu-
bordinaten geest duiden, is het feit uit een militair oogpunt zeker
niet minder strafwaardig.
Tot zoover de Redactie van „Het recht in Nederl. Indië." Wij
zouden nog gaarne de vraag stellen: „Zou het inderdaad mogelijk
zijn wetten zoodanig te redigeeren, dat allelaat ons maar
zeggen vreemde jurisprudenties van het H. M. G uitgesloten zijn,
jurisprudenties, welke meermalen in lijnrechten strijd met elkander zijn.
Redactie.